Recensie: Marwin Vos – Oorlogspaarden tot in de buitenwijken
Componenten in complexe netwerken
Marwin Vos publiceerde dit jaar haar tweede bundel, Oorlogspaarden tot in de buitenwijken, verschenen bij Uitgeverij Leesmagazijn. In 2006 debuteerde zij met Zij is niet vast, zij is veranderbaar. Vos houdt zich niet exclusief met woord bezig. Op haar website zijn ook diverse beeldprojecten te zien, alsook kruisbestuivingen tussen woord en beeld, naast diverse inventieve virtuele vormen, zoals een tag cloud (een iets afwijkende, digitale variant op de woordspin) of een animatie. Vos onderzoekt de verhouding tussen beeld en woord door ze niet direct op harmonieuze wijze met elkaar te laten integreren, maar door ze radicaal naast elkaar te zetten. Dat resulteert in een spanningsveld waarbij woord en beeld elkaar wat betreft het vormen van betekenissen aanvullen, maar eveneens de grenzen van de ander blootleggen. Beide media kunnen bovendien een ruimte openen voor nieuwe betekenissen – en wanneer dat in een wisselwerking gebeurt, dan ontstaan er spannende dingen. Het is spijtig dat deze bundel geen beeldmateriaal bevat. Er clasht in deze poëzie echter genoeg met elkaar.
De sprekende instantie in deze gedichten is nagenoeg anoniem. Wanneer er een ‘ik’ of ‘wij’ voorbijkomt, blijft onduidelijk wie dat precies is/zijn. In het openingsgedicht van de bundel, bijvoorbeeld: ‘en wij tussen hoop en vrees / in enig ander chilisalpeter / het onvoorspelbaar gedrag / in de vrije markten observeren / behaagt het ons het nieuws / van de volgende crisis / het volgend noodfonds / te negeren’ (10). Het enige moment dat het subject ietwat gestalte krijgt – al verzadigt dat nauwelijks – is in het essayistische titelstuk van de bundel waarin de dichter verslag doet van de totstandkoming van een aantal gedichten:
Deze dichtregel uit een oude verhandeling [‘oorlogspaarden fokken tot in de buitenwijken’, OA] schoot me de laatste tijd een paar keer te binnen en of dat was doordat ik in verschillende omstandigheden paarden tegenkwam of er juist gevoelig voor was en daarom overal paarden zag weet ik niet maar ze komt me nu bijna voor als een formule of mantra. (83)
Gepaard met die anonimiteit gaat een hoog abstractieniveau en het uitblijven van concrete verwijzingen. De bundel is sterk geëngageerd en mengt zich in politieke, ecologische en sociaaleconomische kwesties, maar blijft in meerdere mate abstract vanwege de afwezigheid van referenties naar actuele gebeurtenissen. Die zijn er echter voor de lezer gemakkelijk bij te bedenken. In ‘als in deze lente de revoluties / zijn vervangen door gerede staatsgrepen’ (11) klinken talloze headlines van machtswisselingen in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Oost-Europa mee. De genummerde strofen in ‘bibliotheca abscondita’ daarentegen bieden zo nu en dan actuele houvast, maar in zulke gevallen betreft het niet het voor het klapvee bestemde nieuws zoals dat ons toekomt via de dominante media. Neem nu nummer 35 uit die reeks:
het ooggetuigenverslag van de houtskoolbranders van Ndola van de nacht waarin het vliegtuig dat Hammarskjöld vervoerde, op weg naar VN-besprekingen over de betwiste afscheiding van mineraalrijk Katanga, vanuit een ander vliegtuig werd beschoten, vlam vatte en neerstortte (108)
Vos dicht ‘inmiddels is aan het zichtbare niet meer te ontkomen’ (25). De ‘onzichtbaarheden die een werking hadden’ (35) zijn inmiddels zichtbaar geworden, concreet zou je zelfs kunnen zeggen, maar op een andere manier dan ik hierboven bedoeld heb: niet zozeer tastbaar, maar eerder onontkoombaar. Het zijn stromen die de mens overstijgen en altijd al overstegen hebben, waarin de mensheid slechts een komma is (maar met, zo weten we allemaal, grote gevolgen). Deze poëzie is zich daar sterk van bewust en beweegt tussen die grotere structuren waarin de mens beweegt en de positie van de mens die anno nu steeds sterker geëvalueerd dient te worden (‘we zouden natuurlijk liever hebben / dat ze uit zichzelf weggaan’ (74)). Of ‘we trekken de grens en worden weer meester in eigen huis, we lijden geen honger of pijn en kunnen ons bezighouden met alles wat wij wensen’ (32). Vos haar poëzie is te plaatsen in wat wel het Antropoceen genoemd wordt: de geologische periode die de verhouding tussen mens en aarde opnieuw beschouwt waarbij de mens gezien wordt als de belangrijkste kracht achter geologische veranderingen. Tegelijkertijd moeten wij mensen in het Antropoceen onze
onlosmakelijke verbinding met de aarde opnieuw onderkennen. Niet als een nostalgische terugkeer naar de natuur maar als een co-evolutie van aard- en wereldsystemen waarin mensen, andere levende wezens, objecten, materie en technologieën in complexe netwerken met elkaar samenhangen,
zoals het omschreven wordt door Alice Smits in een themanummer van Metropolis M over het Antropoceen eerder dit jaar. Vos reduceert de mens in de gestalte van het sprekende subject zo veel mogelijk wanneer deze poëzie daadwerkelijk via dit kader gelezen wordt. Het gaat vooral om die andere componenten in de complexe netwerken waartoe de mens zich opnieuw dient te verhouden.
Dat speculatieve karakter met de daarmee gepaard gaande politieke betrokkenheid blijft echter als een wolk hangen vanwege het uitblijven van een gestalte die spreekt. Ik eis geen sjamaan, maar de absentie van een sprekende instantie – hoe toepasselijk ook in poëzie die gaat over grotere structuren (van natuur én ontregelde culturen) – zorgt voor nog onontgonnen terreinen: maar juist een sprekende mens met al zijn/haar reflecties en reflexen in het beeld van het heden en de toekomst die door Vos geschetst wordt, zou mijns inziens de poëzie (die dan ook meer aangekleed wordt met subjectieve ervaringen) versterken. Het is echter wel zo dat de enorme kracht die door deze onpersoonlijke poëzie (over voor elke persoon relevante onderwerpen) voortgebracht wordt, een wervelende ingetogenheid, een zo nu en dan hoopvolle, maar zeker niet altijd doemdenkende koelte door de hele bundel voelbaar is. Daardoor licht wat er op het spel staat in deze bundel toch zo nu en dan fel op, alleen is het jammer dat er geen persoonlijke gids is om te leiden.
Obe Alkema
Marwin Vos – Oorlogspaarden tot in de buitenwijken. Leesmagazijn, Amsterdam. 110 blz. € 18,95.