Recensie: Wytske Versteeg – Quarantaine
Verscholen in personages
Natuurlijk is de stijl waarin een tekst is geschreven van eminent belang, maar de vorm is wel degelijk ook een bepalende factor. Voor haar derde roman Quarantaine heeft Wytske Versteeg (1983) gekozen voor de interne monoloog. Dat past, ook gezien de titel, als een maatpak.
Nederland is afgegrendeld. Een uit Afrika overgewaaide ziekte heeft zo goed als de hele bevolking uitgeroeid. Er is geen stroom meer, het dagelijkse leven is totaal ontwricht. Om een of andere reden heeft Tomas Augustus, als plastische chirurg werkzaam geweest bij de privékliniek van zijn schoonvader, als enige, of in elk geval als een van de weinigen, overleefd. Wellicht omdat hij nu niet bepaald een sociaal type is. Zijn vader leidde een sloffend bestaan, totdat hij met een minnares naar Frankrijk vluchtte om een camping te beheren, zijn moeder was een harde werkvrouw.
Dagelijks werd de jongen met de neus op de standsverschillen in zijn geboorteplaats gedrukt. Het bakstenen rijtjeshuis waarin hij de eerste jaren van zijn leven doorbracht, keek uit op een statige, gepleisterde villa. Tomas is niet alleen door zijn jeugd gebrandmerkt. De ene helft van zijn gezicht is, doordat hij op zijn verjaarspartijtje een kan hete thee over zich heen kreeg, één groot litteken. Opmerking van zijn moeder: ‘Maar goed dat jij daar stond en niet een van de andere kinderen.’ Een op z’n zachtst gezegd wat ongelukkige opmerking. Tomas keert zich van haar af en gaat bij de buurman en zijn dochter in de villa aan de overkant wonen, daar waar zijn moeder, gehuld in bloemetjesjurken, fluitend schoonmaakt. Ze is namelijk min of meer heimelijk verliefd op haar werkgever.
Dat krijg je in retrospectief door Versteeg voorgeschoteld op een fijn sardonische wijze. Tomas heeft zich, bij gebrek aan afleiding door internet, kranten of tv – na een langere radiostilte is hij zelfs de tenenkrommende reclames gaan missen – op het schrijven van een verslag van de gebeurtenissen geworpen. De manier waarop de ziekte het land bereikte, waarop het met scepsis werd ontvangen – ver van ons rijke bed – en waarop het in eerste instantie allerlei goeroes deed opstaan. Tomas’ inhuizigheid, zijn teruggetrokken bestaan, heeft hem in de unieke situatie gebracht waarin hij nu verkeert. Of het een bevoorrechtte positie is, valt natuurlijk te betwijfelen.
Hij is van lieverlee getrouwd met de zwaarlijvige dochter van de villabezitter. Hij schetst haar in zijn ‘memoires’ als een goedzakkige zeekoe, die de vaak ongekend wrede uithalen van Tomas met de – en dat doet Versteeg heel bekwaam – mantel der irritante liefde bedekt. Hij is gemeen, maar ergens valt zijn wreedheid te begrijpen. Zijn vrouw heeft hij niet uit liefde getrouwd. Hij heeft dankzij zijn half mismaakte aangezicht, een metafoor haast voor de twee stadia bij zijn cliënten, voor en na de operatie, een trits aan troostende affaires met de vrouwen die hun (cosmetische) zorgen aan hem toevertrouwen. Maar hij wordt eigenlijk door geen enkel mens echt geraakt, laat niemand daadwerkelijk toe.
En dan, op de valreep in zijn leven, in de ‘normale tijd’ ook, die van net voor de grote uitbraak, wordt Tomas verliefd op veel jongere Maria, een zeer nuchtere studente van net aan twintig die het zich allemaal laat welgevallen, maar hem niet echt toelaat. Ineens krijgt Tomas een overweldigende behoefte om zich toch aan de wereld te hechten. Hij verlangt hartstochtelijk dat Maria zich aan hém hecht. Hij belooft haar nog mooier te maken dan ze al is. Hij zal haar met zijn gouden handen tot de ultieme perfectie boetseren.
Maar is hij eigenlijk wel wie hij zegt te zijn, heeft hij zich niet altijd verscholen in personages – zoals hij als kind al pogingen deed om te verdwijnen in het leven van vreemden? Het accent van de kaasboer, de bewegingen van een schilder of een huilend meisje? Tomas is altijd een kopiist gebleven, naarstig op zoek naar een vorm waarmee hij de holte in zijn borstkas kon vullen. Totdat hij Maria tegenkwam greep hij daar steeds naast. En is het nu te laat? Een quarantaine is niet anders dan een gevangenis, een eiland zonder boot. Tomas is voorgoed op zichzelf aangewezen, maar hij is dankzij Maria, de gedachte aan Maria alsnog een ander mens geworden. Pas haar verdwijning doet hem dat ten volste beseffen.
De stijl van Versteeg is gloedvol. Tomas is hard voor zijn omgeving, voor zijn jeugd, zijn ouders, op het sadistische af ten opzichte van wijlen zijn vrouw, maar tegelijkertijd spaart hij de gesel voor zichzelf ook niet. Tomas weet uiteindelijk wat hem scheelde. En dat is al meer dan menigeen aan het einde van het leven weet, beseft. Tomas verandert gedurende deze bitterzoete monoloog in niets meer, niets minder dan een mens. Een verdienste van de sterke compositie van Versteeg.
Guus Bauer
Wytske Versteeg – Quarantaine. Prometheus, Amsterdam. 172, € 17,95.