Column: Erik Nieuwenhuis – 1998, Dingetje – Sambal bij
1998 Dingetje – Sambal bij
Er zijn ongetwijfeld mensen voor wie 1998 een jaar van grote gebeurtenissen was. Een jaar van liefde en/of dood, geboortes, unique job opportunities, landsverhuizingen of uit de hand gelopen affaires met Amerikaanse presidenten. Niet in mijn leven. Ik had een soort van werk op een soort van kantoor met een soort van collega’s met wie ik tussen de middag een soort van lunchte. Tussendoor deed ik weleens een schrijfklusje en ’s avonds keek ik met mijn geliefde naar Friends. Het enige wat 1998 enigszins gedenkwaardig maakte, was de overdosis Lariam die een tropen’arts’ me vlak voor vertrek naar het noorden van Thailand liet slikken.
In opdracht van een reistijdschrift zou ik in het noorden van Thailand ‘bij de mensen zelf’ logeren, een wandeling langs de grens met Birma maken en een paar vluchtelingendorpen bezoeken. Leuk als je d’r van houdt. Voor iemand die gelukkig wordt van een ontbijt met Kaiserbrötchen, Alpenbutter en hausmacher Himbeerenmarmelade best wel een avontuur, eigenlijk. De eerste tekenen van de Lariam-overdosis dienden zich aan boven India. Ik was ingeslapen naast een fotograaf van het soort waar ik de komende vijftien jaar nog vaak mee zou reizen. Mannen van rond de veertig in spijkerbroek, sportief schoeisel en t-shirt. Jongens die niet vooraan stonden toen de sociale vaardigheden werden uitgedeeld, maar die, eenmaal in de weer met hun indrukwekkende batterij dure apparaten, veranderden in zelfverzekerde, smooth talking guys. De man naast wie ik wakker werd, ergens boven India, voldeed niet aan dat profiel. Je kun smooth talken wat je wil, maar als de helft van je gezicht bestaat uit lappen rauw vel en je linkeroog zes centimeter lager zit dan je rechter- dan maak je de meisjes bang. Dit kan niet waar zijn, dacht ik nuchter. Ik sliep weer in en vier nachtmerries later landden we in Bangkok.
Een paar extreem onrustige nachten later, reden we over een zandweg naar een dorp dat ik meende te herkennen uit de tv-serie Kung Fu. Een onzichtbare entiteit bestuurde een drakenvlieger vanachter het soort huis dat ik in mijn hoofd had gehad toen ik Het leven op aarde van Slauerhoff las. In de bijsluiter had ik inmiddels gelezen dat hallucinaties (seeing, hearing, or feeling things that are not there) tot de mogelijke bijwerkingen van Lariam behoorden. Ik wist nu ook dat de dosering die de tropen’arts’ me had voorgeschreven de normale dosis ver oversteeg. Of de rare, grote insecten die ’s nachts over mijn klamboe kropen ook in de entomologische literatuur beschreven stonden, kan ik nog altijd niet met zekerheid zeggen. Maar in de plattelandse rust van het Kwomintang-dorp, waar we thee dronken met ‘de lokale bevolking’, keerde mijn vertrouwen in de realiteit weer langzaam terug. Het grappige is dat ik noch in de reportage, noch in mijn eigen fotoverzameling iets heb kunnen terugvinden van dit bezoek. Mijn herinnering is een amalgaam van Kuifje en De Blauwe Lotus, de kalenderplaatjes van Chin. Ind. restaurant Mei Wah, de flashbackscènes uit Kung Fu en de toko’s rond de Nieuwmarkt met op z’n best één betrouwbaar beeld van een Chinees in een schommelstoel. My own personal China. Een megamix van racistoïde stereotypes waarnaast Sambal bij van Dingetje verbleekt tot het Hooglied van political correctness.
De Vengaboys hadden in 1998 een hit met Up and down. Het is op z’n zachtst gezegd een uitdaging om de komische waanzin van dit nummer en de bijbehorende clip te overtreffen. Dingetje doet het met verve, al is het op het scherpst van de hedendaagse multiculturele snede. Met ‘the war on Zwarte Piet’ nog vers in het geheugen kun je niet anders dan verbijsterd vaststellen dat er het nodige veranderd is in de manier waarop we omgaan met de gevoeligheden van minderheden. Er is mij geen rechtszaak bekend van verontruste Chinese Nederlanders die aandacht vragen voor dit ontoelaatbare ‘dirty little secret’. Maar wat niet is, kan nog komen, natuurlijk. Ik zou het zelf wel grappig vinden als de gezamenlijke minderheden in ons land op basis van The undutchables of Stuff Dutch people like (beide verkrijgbaar via bol.com) een genadeloze parodie op het Wilhelmus of de Zuiderzeeballade in elkaar zouden zetten.* Ook daarvoor geldt trouwens dat het schier onmogelijk is om Dingetje in geestigheid te overtreffen. Einde terzijde.
Sambal bij is een parodie op een parodie. Lekker plat, lekker volks en van een m.i. onovertroffen geestigheid. Toegegeven: geestigheid die soms gevaarlijk ver over het ravijn van de ongemakkelijkheid leunt. (Tenzij je de afgelopen twintig jaar selfsupporting in het tuinhuis van je moeder hebt doorgebracht, natuurlijk.) Er zal ongetwijfeld een tijd komen waarin het beluisteren van deze nummers op een lijn wordt gesteld met het verzamelen van nazi-decoraties. Tot die dag komt, luister ik nog een keer per maand naar Dingetjes Sambal bij en schiet ik telkens weer in een hikkende lach als ik hoor:
Twee dikke lul met ijs
Waar blijf nou?
Dan weet u nu wel zo’n beetje met wie u te maken heeft, lijkt mij.
Erik Nieuwenhuis
*Maar dat is, zucht, natuurlijk arrogantie die je je alleen kunt permitteren als je behoort tot de mazzelkonten die door hun huidskleur en geslacht altijd de wind in rug hebben gehad.