Column: Guus Bauer – Het was me het jaartje wel (4)
Het was me het jaartje wel IV
We rijden nog steeds terug in 2015, traploos, het literaire brein is een variomatic, we schakelen het pientere pookje net zo gemakkelijk naar voren als naar achteren. De uitvaart van Rogi Wieg werd ook druk bezocht, zij het dat er niet zoveel literatoren waren als bij die van Joost Zwagerman. De (kunst)schrijver zelf deed verstek gaan omdat hij niet was uitgenodigd bij de nazit. Er waren, om het mild uit te drukken, wat strubbelingen geweest betreffende het zelfbeschikkingsrecht van Wieg. Een zus, een psychiater, een Haarlems schrijfechtpaar en de meesteressayist waren mordicus (excuus) tegen de euthanasie en lieten dat tot in het laatste uur duidelijk merken.
Een zaal bezwangerd met wierrook, Bijbelteksten, Rogi op een scherm letterlijk en figuurlijk de blues zingend, toespraken van familie en vrienden met en zonder toespelingen, de redacteur met een rake dwarsdoorsnede van werk en mens (een goede redacteur is voor driekwart zielzorger) en een geëmotioneerde uitgever. Hongaarse muziek en dan via een haag van rouwenden naar de laatste rustplaats. Alwaar een familielid een Hongaarse dodenzang aanhief. Een dienst van bijna twee uur. Een zwaar kruis voor een ex-kerkganger. Ik legde een steentje op het graf van Wieg en dronk met de uitgever en redacteur snel een paar flessen bier. (Een bekende Amsterdamse dodendichter schijnt later kruipend uit het huis van de weduwe vertrokken te zijn. Ik was er ook rijp voor, maar had een werkafspraak met een nijvere studente van de Schrijversvakschool. Je bent goed bezig, Marijke!)
Bij de uitgang bleek mijn fiets vastgeklonken aan die van een zingende buurvrouw van Wieg. Ook een manier om in gesprek te komen. Ze verzuchtte dat haar slagwerker pas na het weekend terugkwam en dat zijn drumstel in onderdelen in haar oefenruimte slingerde. Immer Bereit roffelde ik voor tante Mathilde het blues-setje in elkaar, veegde met de borstels even over de vellen en cymbalen en dacht aan een uitgave die ik in de jaren tachtig van gedichten van Wieg had gemaakt. (En aan de sollicitatie als drummer bij dezelfde Mathilde ook in die tijd. Te zeer rock & roll voor haar easy listening. Zeg maar: van dik hout hakt men planken.)
Bijna dagelijks kwam de gepijnigde dichter over de vloer voor omzetcijfers, suggesties van afzetplekken, ideeën voor promotie, teksten voor advertenties, mogelijke vervolgbundels en (verongelijkte) verhalen met betrekking tot vriendinnen, collega-literatoren, redacteuren, journalisten, mensen in het algemeen. Mijn kantoortje was gevestigd in een naar voren gezakt pand in de Tweede Weteringdwarsstraat, oorspronkelijk vier etages hoog, met een deur die vooral na het passeren van een vrachtwagen een eigen openingsbeleid voerde. Gezeten aan het bureau op de eerste en enige overgebleven etage kon ik links en rechts in de straat kijken. Bekentenis: meermaals heb ik mij onder het tafelblad verschuild wanneer Wieg de hoek om kwam. Hij, borderliner bij uitstek, wist als geen ander binnen een paar tellen je zwakke plek pijnlijk hard te raken. Hij bracht zogezegd de in eenieder sluimerende waanzin naar boven.
Veel meer dan bijvoorbeeld de node gemiste A punt Moonen in zijn kale appartement in oud-west die meermaals is afgedaald in de duistere grotten van de psychose. Die deze uitgever indertijd nog weleens ontving in een paars negligé, op hoge hakken, terwijl hij, een aardappelstamper in de hand, een verhandeling hield over het leegscheppen van middelbare vrouwen en tegelijkertijd aandrong op een inwijding van dit piepjong in de herenliefde. Een bezoek bij A punt – steevast door mij ingeleid met dezelfde praktijkgrap: ik deed onderaan de trap het gestamp en geroezemoes van zijn twee Turkse minnaars na – was grotesk, bijna cabaretesk als het niet zo droevig was. Gek genoeg voelde je je achteraf toch gesterkt. Zeker als je tevoren de misantroop Pointl had aangedaan, die toen amper vijftig, steeds verkondigde ‘de nieuwe aardappeltjes niet te gaan halen’. Op de binnenkort te plaatsen steen op diens graf komt te staan ‘Eindelijk van mensen verlost’. Dat moet welhaast de titel zijn van de volgende zomer te verschijnen biografie over de schrijver van onder meer De kip die over de soep vloog, die mantelzorger David de Poel nu als een bezetene aan het tikken is.
Tante Mathilde gaf als beloning een paar singeltjes met haar grootste hits mee. Onderweg, vlak bij het hoofdbureau van politie hoorde ik de grootse plannen aan van tv-evangelist Arie. Hij is helemaal in de Heer, in de vechtsport en brengt de ene na de andere verzamelaar uit. Louis Th. Lehmann hoopte met zijn beroemde elfde gebod ‘Gij zult niet bloemlezen’ een massabeweging te ontketenen. Hij had slechts één volgeling: Lucebert. Ach, Arie doet het met de beste bedoelingen, en dat is al heel wat.
Ja, het was een jaar vol met overledenen uit de familie-, vrienden- en literaire kring. Er was de doodse muur van de Vlaamse beroepscommissie waarvan de leden – die zelf niets van je hebben gelezen – slechts één zin kunnen herhalen. ‘De literaire kwaliteit is onvoldoende en u bent laattijdig met nieuw werk.’ Met recensies, met aanbevelingen van literatoren Van Naam, met een aankondiging in een uitgeeffolder – tweeëneenhalf jaar pauze c.q. werktijd is toch niet ongebruikelijk? – hadden ze niets van doen. Een ernstige persoonlijke mededeling werd slechts door één vacatiegeldontvanger met schouderophalen ontvangen. Hoe red je je uit een dergelijke ongemakkelijke situatie? Zoals altijd met humor, met zelfspot, met de verwijzing naar een geweldig boek, de bedwelmende roman Een portret van een onbekend meisje van de Antwerpse Wit-Rus Aleksandr Skorobogatov. ‘Ja, als ik zoals deze Antwerpenaar kon schrijven dan …’ (Lees de recensie en binnenkort het uitgebreide interview op deze site.)
En dan was er ook het meelezen met de nieuwe roman van Graham Swift Mothering Sunday, te verschijnen in februari 2016 in Engeland en twee maanden later in Nederlandse vertaling. Wat een duizelingwekkende roman, alle kunnen, alle emoties samengebald in honderddertig pagina’s. Zijn dertiende boek. Nog indrukwekkender dan Waterland of Last Orders.
Literatuur leeft van verscheidenheid, vergelijken is dus eigenlijk a priori onzinnig. Maar Een portret van een onbekend meisje en Moeders zondag zijn als zalf voor de dood. Ervaringen die een (literair ploeterend) mens gaande houden. Toch maar een troostrijke lijst van oprechte, échte, boeken die dit jaar eveneens voor ‘genezing’ zorgden. (Recensies alhier, dan wel op Literatuurplein.nl)
Peter Urban – Tsjechov, Een fotobiografie
Sarah Hall – De komst van de wolven
Emmanuel Bove – Het voorgevoel
Anne Folkertsma – Hans Fallada
Wytske Versteeg – Quarantaine
Kent Haruf – Onze zielen bij nacht
Claudia Biegel – Verbrande levens
Arthur Schnitzler – Late roem
Botho Strauss – Herkomst
Peter Pontiac – Styx
Lion Feuchtwanger – De erven Oppermann
Jakob Wegelius – De legende van Sally Jones
Bart Stouten – Bidden om verboden vruchten
Toon Tellegen – een vorig leven
Chaja Polak – Twintig minuten
Isabelle Rossaert – Dat is wat ik bemin
Oleg Pavlov – De aardappelen en de staat
Maylis de Kerangal – De levenden herstellen
David Grossman – Komt een paard in de kroeg
Rik Zaal – Zeventig
Ad Fransen – Vaderskind
Monika Held – Nu de angst is verdwenen
Marina Stepnova – De vrouwen van Lazarus
Maxim Biller – De verloren brief aan Thomas Mann
L.H. Wiener – In zee gaat niets verloren
Milena Michiko Flašar – Een bijna volmaakte vriendschap
Erik Jan Harmens – Hallo muur
Saša Stanišić – Nacht voor het feest
Edgar Hilsenrath – De belevenissen van Ruben Jablonski
Jenny Offill – Verbroken beloftes
T.C. Boyle – Wie storm zaait
Werner Braünig – Rummelplatz
Diane Cook – Mens vs natuur
Fons Dellen – Echte vrienden
Esther J. Ending – Stille mensen
John Fante – Wacht tot het voorjaar, Bandini
Mira Feticu – Tascha
Golnaz Hashemzadeh – Zij is mij niet
Karen Köhler – Vuurpijlen vangen
Valerie Luiselli – De geschiedenis van mijn tanden
Joachim Meyerhoff – Wanneer wordt het eindelijk weer zoals het nooit is geweest
Martin Sodomka – Hoe bouw je een motorfiets
Vercors – De stilte der zee
Graham Swift – Engeland en andere verhalen
Guus Bauer