Recensie: Marijke Höweler – Tobias
De satire voorbij
Het getuigt van moed en van geloof in eigen kunnen als een schrijver de weg van het gegarandeerde succes verlaat en probeert met een nieuw onderwerp – zo mogelijk in een nieuwe stijl – voor de dag te komen. Marijke Höweler hoefde zich, na de weerklank die haar satirische romans en verhalen ten deel viel, over haar literaire loopbaan geen zorgen meer te maken: ze had een ijzersterke troef in handen, en al wat ze had te doen was die kaart geduldig uit te spelen. Dit voorjaar, bij het verschijnen van de verhalenbundel Mooi was Maria, leek ze ook niet anders van plan – en des te verrassender is nu de publicatie van Tobias, een ‘serieuze’ roman, waarin Höweler zichzelf van een nieuw thema en een nieuwe stijl voorziet. Niet alleen dat streven naar vernieuwing valt te waarderen, dat geldt ook voor het resultaat: Tobias is een ongewoon boek in de beste zin van het woord. Op het omslag wordt het verhaal gekenschetst als ‘een moderne versie van de streekroman’ – maar dat is baarlijke nonsens, en niemand mag zich erdoor laten weerhouden Tobias te lezen.
Die aanbeveling ‘streekroman’ heeft alles te maken met de personages in het verhaal en met de locatie ervan: boeren en kleine middenstanders in de Betuwe, in de omgeving van Tiel. In de jaren dertig vestigt zich daar een gezin van Duitse joden, gevlucht voor de nazi-terreur, en de boer Tobias wordt verliefd op Judith, een van beide dochters. Al droomt Judith van een gezamenlijke ontsnapping naar Amerika, traditionele opvattingen en omstandigheden doemen de liefde tot mislukken. Judith vertrekt naar Amsterdam om er te gaan studeren, en Tobias trouwt met Belle – drie zonen krijgen ze.
In de oorlog, wanneer haar ouders opnieuw op de vlucht zijn gegaan, stuurt Judith aan Tobias een brief waarin ze hem laat weten nog altijd van hem te houden: ‘Ze wil je daarvoor danken zolang ze er nog is.’ Die brief is voor Tobias de aanleiding Judith te vragen naar Tiel terug te keren, hij wil haar door de oorlog heen helpen, al weet hij ook niet hoe. Judith voelt zich echter al snel te veel in de nabijheid van Belle en Tobias’ zonen – is ze een heks?, vragen die zich af – en uiteindelijk trekt ze de consequenties uit haar inzicht dat ze ‘kwam om te gaan’. Op een ochtend verlaat ze Tobias’ boerderij – om niet verder te komen dan het voetbalveld, waar Tobias haar voor het eerst zag. Daar is ‘een enkele slag te horen’, een afloop die niet kan verbazen als wordt bedacht dat Höweler de naam van haar hoofdpersoon stellig heeft ontleend aan Van Oudshoorns meesterwerk, de roman Tobias en de dood.
Verschilt dit verhaal nogal van de geschiedenissen die Marijke Höweler ons de afgelopen jaren opdiste, dat doet ook haar stijl. Die is geconcentreerder en compacter dan ooit. Tobias’ noodlot wordt geschilderd in twaalf korte hoofdstukken, die afwisselend een beeld geven van de problemen in een joods emigrantengezin, Tobias’ in zichzelf gekeerde liefde voor Judith en zijn huwelijksleven met Belle. De dialoog wint het daarin van de beschrijving, en het is juist in die veelheid van dialogen – soms met nadruk in de Betuwse streektaal geschreven – dat de aloude satirische elementen van Höwelers’ proza nog aanwezig zijn. Was die satire mij in de trilogie Van geluk gesproken, Bij ons schijnt de zon en Ernesto vaak te veel van het goede, in Tobias is het een probaat middel om tegenover een ernstige werkelijkheid een zekere distantie te bewaren.
Anton Brand
Marijke Höweler – Tobias. De Arbeiderspers, Amsterdam, 134 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 29 november 1985.