Recensie: Valeria Luiselli – De geschiedenis van mijn tanden
Een tandenkerkhof getuigt van karakter
De Mexicaanse schrijfster Valeria Luiselli (1983) wordt in eigen land een literair enfant terrible genoemd. Is zij tegendraads? Eerder onbevangen en uitermate intelligent tegelijk. Haar werk heeft een vreemde afstotende aantrekkingskracht, er gaat een zekere niet helemaal te duiden stoerheid van uit. Luiselli is genrevrij, valt hoogstens aan te haken bij (voorlopig) het gecondenseerde werk van de Amerikaanse Jenny Offill (Verbroken beloftes) en van de Duitse ex-actrice Karen Köhler (Vuurpijlen vangen).
Drie schrijfsters die lak hebben aan conventies, maar die evengoed zeldzaam evenwichtige, intense teksten afleveren. In het nieuwste boek van Luiselli, De geschiedenis van mijn tanden, door de uitgeverij gelabeld als roman, je moet marketingtechnisch iets, trekt Luiselli het experiment bijna tot het uiterste door. (De nog niet zo lang opererende zelfstandige uitgeverij Karaat heeft lef, is commercieel gezien eveneens fijn onbevangen.) Het lijkt erop dat ze literair niet bij haar eigen pakken neer wil gaan zitten, maar steeds nieuwe wegen wil exploreren. Een goede instelling. Hoezo, alles is al gedaan. Weg met de gezapigheid. Niets is gedaan, alles kan worden overgeverfd, net even anders worden heruitgevonden.
Schrijven als het scheppen van ruimte om te kunnen lezen. Het gedachtegoed van anderen dat langzaam in het brein van de schrijfster is ingesleten en nu terloops een weg naar buiten vindt. Ja, er is een hoofdpersoon, ene Gustavo Sánchez Sánchez, die ook wel ‘Snelweg’ wordt genoemd, een verzamelaar, voornamelijk van straatkunst, een man die letterlijk het Romeinse Rijk nog aan de man kan brengen. Hij heeft zich namelijk ontwikkeld tot dé belangrijkste veilingmeester van het land. Zijn ultieme doel: het vervangen van zijn afzichtelijke tanden, hoewel zijn inziens een fietsenrek, een tandenkerkhof getuigt van karakter.
Om iets over zijn eigenschappen (en die van de schrijfster) te zeggen: hij kan na twee glazen rum Janis Joplin nadoen. Hij kan gelukskoekjes interpreteren, hij kan een kippenei rechtop op een tafel laten staan, zoals Columbus dat ooit deed, hij kan tot acht tellen in het Japans en op zijn rug op het water drijven. Elk van de hoofdstukken, als je ze zo nog noemen mag, wordt voorafgegaan door een spreuk uit een gelukskoekje, ‘de dood zal komen en jouw tanden hebben’ of ‘de moraal van een natie is net een tand, hoe rotter hij is, des te pijnijker het is als er aan hem gemorreld wordt’ bijvoorbeeld. Leuk, opnieuw origineel, vooral als later in het slotgedeelte de spreuken de tekst ‘overnemen’.
Snelweg vertelt zijn levensgeschiedenis, inclusief parabolische, hyperbolische, elliptische en allegorische uitweidingen. Laat u door die kwalificaties niet uit het veld slaan, of juist wel, ga mee in de eigenzinnigheid van Luiselli. Ze onderkoelt, ze overdrijft precies voldoende. De kracht van dit boek is de frisse verteltrant, de humor die bij menig ander (bijvoorbeeld bij Romain Puértolas) ongelooflijk flauw zou worden, blijft bij Luiselli aanstekelijk, en met diepte. Haar personage is iemand die verhalen rond zijn voorwerpen vertelt. Hij is een liefhebber en kan daarom zijn geschiedenis beter verkopen.
Vooral wanneer Snelweg ten bate van een kerk zijn verzameling curiosa veilt, allemaal gebitten of gebitsresten van bekende schrijvers en filosofen, excelleert Luiselli. De tekst van het gelukskoekje bij dit segment: ‘dement is hij die zijn tanden poogt te zetten in het harde en ondoordringbare granietblok dat het verleden is’. In de verschillende kavels worden onder meer de fietsrekken van Señor Plato, Augustinus van Hippo, Petrarca, Rousseau, Virginia Woolf en Borges geveild. Snelweg raakt zo op dreef dat hij zichzelf verkoopt, inclusief het gebit van Marilyn Monroe dat hij zich heeft laten aanmeten. De koper is zijn zoon Ratzinger. De opbrengst slechts 100 peso’s, waar de andere kavels de oudjes bij de veilig wel konden bekoren. In de hyperbolische sectie vertelt Gustavo Sánchez Sánchez verder over zijn leven. Daar duiken zijn (en Luiselli’s) ‘familieleden’ op. Marcelo Sánchez Proust bijvoorbeeld of de pessimistische oom James Sánchez Joyce en de neef met de slechte dronk Juan Pablo Sánchez Sartre.
Snelweg neemt nadat hij door zijn zoon van zijn tanden is beroofd, een jonge veelbelovende schrijver in huis om zijn levensgeschiedenis op te tekenen. Aantekeningen voor een epigonenwandeling, verlucht met beelden van, ha, fotograaf Winifredo G. Sebald. Een volgende sectie bevat een bevreemdende wandeling middels foto’s langs plaatsen die belangrijk waren voor Snelweg. Een tijdsbalk met als fictie gepresenteerde feiten zorgt er eveneens voor dat de scheidslijn tussen feit en fictie onderuit wordt gehaald.
De geschiedenis van mijn tanden is een ‘samenwerkingsboek’ in de zin dat humor, essayistische zeggingskracht en literaire doordrongenheid, de verwantschap met grote literaire geesten, onderhuids met elkaar communiceren. Maar ook omdat Luiselli gevraagd werd om voor een tentoonstelling in een vruchtensapfabriek een fictiewerk te schrijven. Het sapconglomeraat Grupo Jumex financiert namelijk een van de grootste kunstcollecties van Mexico. Luiselli werd verzocht om te reflecteren over verbanden – of het gebrek daaraan – tussen de kunst in de galerie en de barre, gevaarlijke plek waar die tentoon werd gesteld: de gevaarlijke buitenwijk Ecatepec van Mexico-City.
Luiselli besloot om allegorisch over de kunstwereld te schrijven, of eerder vóór de arbeiders van de fabriek, de traditie van de tabaksvoorlezers in Cuba in gedachten. (Die als doel hadden én hebben om de eentonigheid van het werk in de tabaksfabrieken te verlichten.) In de periode dat de tabakslezers populair werden, midden negentiende eeuw, werden ook de eerste feuilletons gepubliceerd, van Balzac en Dickens om precies te zijn. Luiselli combineerde de twee en schreef, onder het pseudoniem Gustavo Sánchez Sánchez – over tongue in cheek gesproken – een feuilleton voor de arbeiders, luisterde naar de opnames van de bevindingen van de leesgroep en verwerkte die in dit samenwerkingsboek. Op die wijze werd de verhaallijn van dit boek door derden mede gestuurd. Met Luiselli kunnen we op die manier kunstobjecten zien vanuit een geheel onverwacht perspectief. Niet de visie van de galeriehouder, van de kunstkenner, nee zelfs niet van de kunstenaar. Het leert je nadenken over de (alternatieve) waarde van kunst en met dit boek ook over die van de literatuur.
Luiselli is een moedig schrijfster, wars van compromissen. Het is niet experimenteren om het experiment. Alhoewel het tweede gedeelte van het boek ook de ervaren lezer weleens voor raadsels zal stellen, is het ergens onderhuids wel duidelijk dat het hier om oprecht onderzoeken gaat. Je verliest jezelf wellicht taaltechnisch, maar blijft gevoelsmatig wel aangehaakt. De zoektocht van Luiselli is nooit een trucje. Voor trucjes moet je in herhaling vallen en Luiselli is de oude ziel die zich met elk boek op een frisse, nieuwe manier toont.
Guus Bauer
Valeria Luiselli – De geschiedenis van mijn tanden. Karaat, Amsterdam. 206 blz. € 19,50.