Recensie: Beppe Fenoglio – De laatste dag
Een bezwaard geweten
Beppe Fenoglio (1922-1963) is in zijn leven en schrijverschap altijd een waar kind van zijn geboortestreek gebleven, de aan Frankrijk en Zwitserland grenzende regio Piëmont (letterlijk: aan de voet van de bergen). In dit noordwestelijke gewest ontstond in 1861 de huidige Italiaanse staat en in de jaren zestig van de vorige eeuw mondden arbeidersprotesten uit in de vorming van de terreurbeweging Rode Brigades. Fenoglio werd in de Tweede Wereldoorlog haast als vanzelf, door zijn volksaard, partizaan en leidde een brigade.
Een volksaard die door inleider Alessandro Baricco (1958), de in de hoofdstad van Piëmont Turijn geboren schrijver van ‘filmische’ romans, wordt gekenschetst als een mengeling tussen opstandigheid en schuchterheid.
Het is een fatale mix: wij zijn onhandig tegenover het geluk, en waardig in tegenspoed; daardoor lopen we het spektakel van het leven mis, maar we respecteren de waardigheid ervan als weinig anderen. Dat maakt ons tot vage mensen, vaak veroordeeld tot de aftiteling.
Dat verklaart wellicht de levensloop van Fenoglio. Na de oorlog, ongetwijfeld vol met verhalen, trok hij zich terug in de plaats Alba, in het zuiden van Piëmont op de rechteroever van de Tánaro, omgeven door heuvels met wijngaarden en tevens de belangrijkste vindplaats van de witte truffel. Daar sleet hij de rest van zijn leven met werken bij een wijnhandel en het schaven aan zijn teksten. Ja, ze zijn voor een belangrijk gedeelte geworteld in de broederstrijd die in de laatste jaren van de oorlog tussen fascisten en antifascisten woedde, maar zijn eigenlijk getuigenissen van een generatie die voor het eerst over emoties durft te spreken. Voorzichtig, met een zekere schuchterheid de antiheld eigen, maar toch.
Zo ook in de zo goed als vergeten, postuum verschenen roman De laatste dag. Hoofdpersoon Ettore is een vroegtwintiger die, teruggekeerd uit de oorlog, bij zijn ouders zijn draai niet kan vinden. In de strijd leidde hij voortvarend een brigade van twintig man. Aanpassen aan de normale dagelijkse gang van zaken kan hij daarna niet meer. Een baan is eigenlijk niets voor hem, liever zou hij iets voor zichzelf vinden, nu hij van de zelfstandigheid heeft geproefd. (Fenoglio voert in het begin van de roman een gehandicapte in een rolstoel op met twee honden. Die heeft het voor elkaar, voel je Ettore denken. Tweemaal daags bij het station en op het marktplein zitten en het geld komt binnen. Niemand die verder aan je kop zeurt.)
Het gemoed van Ettore – bezwaard door zijn geweten, hij heeft tenslotte landgenoten moeten liquideren – leidt tot lamlendigheid, tot conflicten in huis, vooral met zijn moeder. Tegenwoordig zouden we zeggen dat hij lijdt aan een posttraumatische stressstoornis. We spreken over de jaren vijftig en de verhoudingen zijn nog katholiek scherp. Vaders wil is wet, zondags ga je naar de kerk en door de week werk je, ook om je arme ouders te ontlasten. En meisjes, die zijn eigenlijk alleen met chaperonnes te bezoeken. (Maar hier trekt Ettore zich niets van aan, zoals waarschijnlijk alle jeugdigen in zijn omgeving elkaar stiekem ontmoeten. Hij spreekt met zijn geliefde Vanda af in de heuvels. Als de winter komt, zullen ze elkaar lang moeten missen.)
Moeder dringt nogal aan bij haar zoon – een rauwe openingsscène waarin zoonlief geen enkel blad voor de mond neemt – en duwt hem eigenlijk zelf in een richting die ze niet in gedachten heeft. Ettore heeft namelijk nog steeds een zwaar wapen onder zijn bed verstopt. Vaderlief, met een eigen timmerbedrijfje aan huis, heeft zijn zoon een baantje bezorgd bij de chocoladefabriek, niet als arbeider, maar op kantoor.
Vlak voordat hij uiteindelijk toch dan maar naar binnen zal gaan, ziet hij de arbeiders en de kantoorlui bij de poort arriveren. En hij maakt rechtsomkeer, sluit zich aan bij een bende.
Daar stonden ze, de mensen die zich de acht beste uren van de dag tussen vier muren opsloten, elke dag opnieuw, en in die acht uur vonden er in de cafés en op de kaatsbanen en op de markten gedenkwaardige ontmoetingen tussen mensen plaats, vrouwen van buiten stapten uit treinen, ’s zomers de rivier, ’s winters de besneeuwde heuvels. Daar stonden ze, de lieden die zelf nooit iets zagen en het alleen van de verhalen moesten hebben, die zelfs toestemming moesten vragen om erbij te mogen zijn als hun vader stierf of als hun vrouw beviel.
De boef, de vrijbuiter én de schrijver die hun werkterrein overal hebben. Een gotspe als je bedenkt dat Fenoglio zelf dagelijks op kantoor zat. Ettero verdient aardig aan wat bedreigingen – hij hoeft alleen zijn automatische wapen maar te laten zien –, aan wat overvallen en het verduisteren van de ladingen van vrachtwagens. Maar de baas, grappig genoeg Bianco geheten, wil meer en gaat coke kopen van Fransen in de grensstreek. De criminaliteit wordt zwaarder en zwaarder. En dan slaat, mooi tweeledig, het noodlot toe. Vanda is zwanger. Dat kan je een (dodelijke) aframmeling opleveren van de vader en de broers van het meisje of een ‘shotgun marriage’, een moetje. Het kan hem de kop kosten én het kan hem redden.
Ettore realiseert zich dat hij iets heeft om zich volledig voor in te zetten. Van zijn gespaarde geld wil hij een pompstation kopen. Ondertussen zal hij eerlijke vrachten gaan rijden met een geleende truck van Bianco. Is hem dit gewone leven gegund?
De roman is grotendeels in de derde persoon enkelvoud geschreven, maar af en toe switcht Fenoglio naar de ik-vorm, dan is Ettore zelf aan het woord, of zijn ietwat sullige maatje Palmo. In tegenstelling tot veel Italiaanse auteurs is de stijl van Fenoglio niet bloemrijk, maar fijn ingetogen. Naar verluidt met een lichte saus van de streektaal het Piëmontees, maar dat is in de vertaling lastig terug te vinden. Fenoglio doet iets bijzonder moeilijks. Hij bewaart afstand tot het onderwerp, maar weet tegelijkertijd je binnen de kortste keren bij de personages, bij de mensen en hun onderlinge problematiek te betrekken. De laatste dag is een fijn heroïekvrije roman.
Guus Bauer
Beppe Fenoglio – De laatste dag. Vertaald door Pietha de Voogd en Mieke Geuzebroek. De Bezige Bij, Amsterdam. 142 blz. € 15,-