Recensie: Hans Verboven en Joris Verbeurgt – Een oorlog kan ook mooi zijn. Ernst Jünger aan het westelijk front
Oorlog als natuurkracht
Dat een oorlog aantrekkelijke kanten heeft lijkt evident; iedere generatie zijn er weer jongens te vinden die het ‘grote avontuur’ willen beleven. Het epicentrum is in 2016 wellicht verplaatst naar Syrië, maar het enthousiasme dat onder Syriëgangers leeft doet sterk denken aan het enthousiasme van jongens die in 1914 naar het front gingen.
Maar wat er precies aantrekkelijk is aan oorlog is moeilijker te beschrijven. Is het alleen het avontuur of is het ook eerzucht? Is het het vechten en mogelijk sterven zelf of gaat het erom dat je strijdt voor iets dat groter is dan jijzelf? Is het de roes die aantrekt? Een orgie van geweld die beantwoordt aan een diep verlangen naar vernietiging? Het zou zo maar kunnen. Alle combinaties zijn ook mogelijk natuurlijk.
In Een oorlog kan ook mooi zijn. Ernst Jünger aan het westelijk front van Hans Verboven en Joris Verbeurgt wordt aan de hand van dagboeknotities die Ernst Jünger tijdens de eerste wereldoorlog maakte de derde slag bij Ieper gereconstrueerd. Naast de ‘regimentsgeschiedenis’ en een waslijst aan boeken over de Grote Oorlog hebben de auteurs de aantekeningen van Jünger gebruikt om het verhaal met details in te kunnen kleuren. Een tweede doel van de studie is om de ‘oorlogsfilosofie’ van Jünger te verduidelijken.
Uit de schets die de auteurs geven van het leven van Ernst Jünger blijkt dat hij een controversieel figuur in de Duitse literatuur was. Zijn werk heeft vanaf de publicatie in de jaren twintig sterke voor- en tegenstanders. Jünger, die zich vrijwillig meldde voor het leger, maakte gedetailleerde aantekeningen van zijn dagen aan het front. Van de 1351 dagen die hij aan het front doorbracht, beschreef hij bijna de helft. Aantekeningen die op vele punten sterk afwijken van Im Stahlgewittern (in Nederland vertaald als Oorlogsroes (2002) in de reeks oorlogsdomein van de Arbeiderspers verschenen). Verboven en Verbeurgt laten zien dat de receptie van Jünger wordt bepaald door wat wel ‘de koele zakelijke’ stijl van Jünger werd genoemd. Door die stijl was het mogelijk dat zowel voor- als tegenstanders van oorlog Jüngers werk konden gebruiken. Pacifisten zagen in de kale beschrijvingen van de gruwel een pleidooi voor het stoppen met oorlogvoeren, Nationalisten en rechts- extremisten zagen er een verheerlijking van oorlog in. Na 1945 werd de waardering in Duitsland wat minder groot.
Naast de koele, zakelijke of naturalistische stijl valt ook het gebrek aan empathie op in de beschrijving van de gruwelen van het slagveld. Volgens de auteurs hoef je bij Jünger ook niet te zoeken naar een opmerking over de zin van oorlog. De auteurs beschrijven hoe Jüngers houding net als die van alle andere jonge jongens (Jünger was van 1895) werd bepaald door eer.
Jünger was dus geen soldaat tot meerdere eer en glorie van de Duitse keizer, maar voor zichzelf. ‘Niet waarvoor men vecht, maar de manier waarop is essentieel’, was het motto. Uit deze houding komt ook Jüngers respect voor de tegenstander voort, die eigenlijk geen vijand is – wat hem er niet van weerhield om er tientallen neer te schieten. Wat aan In Stahlgewittern opvalt, is de vreemde combinatie van doden om de sport en toch respect voor de tegenstander.
En over de foto die ook op de kaft staat waarop hij poseert ‘als een trotse jager’ bij het lijk van een Indische officier:
Wat men echter bij alle kritiek vergeet, is dat deze pose voor Jünger de trots van de overwinning op zo’n waardige tegenstander uitdrukte – en in de verste verte geen verachting.
De hoofdstukken (grootste gedeelte van het boek) waarin van minuut tot minuut beschreven wordt hoe de troepen zich verplaatsen en hoe groot de chaos in Ieper en Passendale was zijn misschien interessant voor wie van krijgsgeschiedenis houdt; ze reconstrueren vooral de slag zelf, maar ze verduidelijken niet waarom Jünger zo schijnbaar onbewogen en ‘arm aan pathos en patriottische of ideologische frasen en vooral zonder haat’ kon schrijven. Die vraag naar de oorsprong en de kenmerken van de ‘oorlogsfilosofie’ van Jünger wordt in deze studie jammer genoeg niet bevredigend beantwoord. Een oorlog kan ook mooi zijn is een provocerende titel maar ook wat misleidend als titel van dit boek. Volgens de auteurs zijn de geschriften en dus de koele zakelijke toon waarin nauwelijks sprake is van enige empathie een ‘strategie voor verwerking en zingeving’.
De materiaalslag had een grote invloed op de manier waarop een oorlog en dus een soldaat en zijn daden beschouwd moeten worden. Maar Jünger lijkt de oorlog toch vooral als iets onafwendbaars en natuurlijks en dus als een gebeurtenis zonder zin te beschouwen. Dat zou verklaren waarom er geen haat maar respect voor de tegenstand is; die is immers onderworpen aan dezelfde natuurkrachten.
En de nederlaag presenteert zich zo als onvermijdelijke noodzakelijkheid, dus allesbehalve oneervol. Net als de titel onweer van staal. Het boek staat bol van de metaforen waarin het weer, klimaat en natuur figureren.
Dat lijkt toch een ander verhaal dan dat van de Syriëganger.
Interessant is het om te zien hoe de aantrekkingskracht van het geweld zich spiegelt in het taalgebruik van de auteurs. Het overvloedig gebruik van het uitroepteken en aanduidingen als ‘volledig aan flarden’, ‘neergemaaid’, ‘platgewalst’ en ‘omvergemaaid’ verraden een pervers genoegen.
Rieuwert Krol
Hans Verboven en Joris Verbeurgt – Een oorlog kan ook mooi zijn. Ernst Jünger aan het westelijk front. Polis, Antwerpen, 252 blz. € 24,95.