Recensie: Kees Verheul – Rusland begint bij de IJssel
Mannen in Moskou
Toen Kees Verheul – essayist, vertaler van Russische literatuur, met name van het eerste deel van de autobiografie van Nadjezjda Mandelstam, en schrijver van de prachtige roman Een jongen met vier benen (1982) – in het voorjaar van 1984 aan zijn zoveelste reis naar Rusland begon, besloot hij bij wijze van uitzondering een dagboek bij te houden. ‘Deels ter verzameling van intieme souvenirs, die hij mettertijd misschien aan buitenstaanders zou kunnen laten zien’, luidt de motivering op het omslag, ‘deels als schrijfoefening in een voor hem nieuw genre.’
Gaandeweg het verblijf in Moskou en Leningrad, van 19 mei tot en met 1 augustus, wordt dat dagboek ‘het centrum van (Verheuls) aanwezigheid in Rusland’, hij richt zijn leven zelfs min of meer in naar de mogelijkheid over zijn ervaringen te schrijven. Die oefening achtte Verheul kennelijk zo geslaagd dat hij besloot zijn ‘intieme souvenirs’ openbaar te maken: anderhalf jaar nadat het werd geschreven, verscheen het dagboek onlangs onder de titel Rusland begint bij de IJssel. Die titel suggereert een samenhang tussen Verheuls jeugd in Hengelo, Overijssel, en zijn belangstelling voor de Russische religie en cultuur. De ‘opvallend Twentse gezichten van veel Russen in de metro’ brengen Verheul op de gedachte dat bij de IJssel ‘het Oosten’ begint.
Zeker voor zover het Verheuls verhouding met zijn vriend Cees en zijn seksuele contacten met Russische jongens en mannen betreft, is het dagboek inderdaad ‘intiem’; voor de ontmoetingen met Russische literatoren geldt dat minder. Maar omdat die aantekeningen over de spanningen met vriend Cees en de avontuurtjes met Kirill en anderen zo snel nadat ze hebben plaatsgevonden worden geopenbaard, gaat er van dat ‘intieme’ ook veel teloor: met veel nadruk wordt van een privéleven literatuur gemaakt, en dat heeft iets exhibitionistisch.
Bij herhaling vroeg ik me tijdens het lezen af of Verheul zich niet te zeer heeft uitgeleverd aan de hausse die persoonlijke documenten als dagboeken en brieven boven oorspronkelijk proza stelt. Daarbij is Verheul in zijn openhartigheid niet consequent: aantekeningen van 2 tot en met 13 juli ontbreken, de dagen dat Cees in Moskou op bezoek was.
Naast de homoseksuele liefde, is de literatuur een rode draad in het dagboek. Kort voor Verheuls vertrek naar Moskou overleed in Leningrad de vader van Joseph Brodsky, de in 1972 naar Amerika geëmigreerde dichter, en werd een Russische vriend van Verheul tot dwangarbeid en verbanning veroordeeld. Beide gebeurtenissen keren voortdurend terug in de gesprekken die Verheul met vrienden en collega’s voert, en dat doen ook de herinneringen aan Boris Pasternak, Anna Achmatova en Nadjezjda Mandelstam.
Van die vrienden en collega’s brengt Verheul vooral de schrijfster Lidia Tsoekovskaja fraai in beeld; anderen blijven voor de lezer op grotere afstand, ook doordat Verheul vaak niet meer dan een enkele initiaal vermeldt. Over de inhoud van het literair-wetenschappelijke onderzoek dat hij tussen de bedrijven door verricht, schrijft Verheul weinig of niets, en hoewel ons daarover andere publicaties in het vooruitzicht worden gesteld, is het in het dagboek een omissie.
Ondanks de bezwaren valt er in Rusland begint bij de IJssel veel behartenswaardigs te lezen, en dat geldt niet in de laatste plaats voor de portrettering van het homoseksuele milieu in Moskou. Dat er ook in Rusland ‘blauwen’ leven weet iedereen, maar het hoort tot de volksaard erover te zwijgen. De homo-activist X. in Leningrad doet dat niet, zijn ‘handen jeuken om bars te openen, tijdschriften op te zetten…’ Met zulke mensen kennis te maken, ditmaal via Kees Verheul, is altijd waardevol.
Anton Brand
Kees Verheul – Rusland begint bij de IJssel. Querido, Amsterdam, 152 blz.
(foto via Flickr Commons)
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 24 januari 1986.