Recensie: Vladimir Sorokin – De dag van de opritsjnik
Zweepslagen, gekreun en gerochel op zijn mobilo
De Rus Vladimir Sorokin (1955) is naast schrijver ook conceptueel kunstenaar, en dat merk je in De dag van de opritsjnik heel duidelijk. Deze roman is een totaalconcept van vorm, stijl en idioom. Hij speelt ergens in het Rusland van rond 2028, maar door het gebruik van een geheel eigen interpretatie van de taal uit de negentiende eeuw sluit de tekst lyrisch gesproken juist aan bij de sfeer van de grote Russische klassiekers. Het is de nabije toekomst, maar het boek ademt eeuwen geschiedenis. Je waant je tegelijkertijd in het Tsaristische Rusland, in het Sovjettijdperk en in het Rusland van Poetin c.q. een van zijn, voor zover mogelijk, nog radicalere opvolgers. Sorokin heeft als het ware, de romancier als profetisch onderzoeker bij uitstek, de situatie van een aantal jaren geleden uitvergroot, zijn verwachtingen aangescherpt. De roman is geschreven in 2005 en 2006 maar verhaalt al over annexatie van gebiedsdelen zoals de Krim en de extreme censuur die sterk neigt naar totalitarisme.
Dat is in het licht van de Russische historie niet al te opzienbarend, maar het gaat om de manier waarop Sorokin deze satire, deze al bijna tot waarheid geworden profetie, heeft uitgewerkt. Rusland heeft zich in de roman daadwerkelijk helemaal van het Westen afgekeerd en heeft zeer nauwe betrekkingen met China aangeknoopt. Het Russische rijk is ommuurd en een zeer orthodox christelijk geloof is de basis voor de heerschappij van het almachtige staatshoofd. Iemand die veel weg heeft van Iwan de Verschrikkelijke. Het leven wordt vergemakkelijkt door hypermoderne technologie, maar tegelijkertijd is alles aan strenge regels gebonden onder het motto: De Heerser weet wat goed voor u is. Ja, en hoe hou je iedereen in toom: met een leger van geheime agenten, die teruggrijpend op oude tradities opritsjniks worden genoemd. Naar de lijfwachten van Iwan de Verschrikkelijke die elke vorm van verzet tegen het regime genadeloos uitroeiden.
In De dag van de opritsjnik – Sorokin stond in 2013 op de shortlist van de Man Booker International Prize – vertelt een van de topleden van de Opritsjnina, bijgenaamd Kribbe, wat hij zoal op een dag uithaalt. Sorokin mixt daarbij lyrische passages met ronduit grof geweld, maar de martel- en seksscènes zijn vaak zo surrealistisch, zo absurdistisch dat ze iets (zwart)komisch krijgen. Het ontwaken van Kribbe door zweepslagen, gekreun en gerochel op zijn mobilo – met zo’n ringtone krijg je zelfs een dode wakker – en de manier waarop daarna de bedienden om hem heen dansen, heeft iets weg van een landelijke scène bij een grootvorst. Maar tegelijkertijd zet Kribbe bij het ontbijt – kwarkpannenkoekjes, gestoomde rapen in honing en veenbessenkissel – met een enkel woord het vlies aan de wand aan. Het is zoals gezegd die combinatie van oude (eet)gewoonten en hypermoderne techniek die zeer aanstekelijk werkt. Er blijkt, aldus het nieuws, die maand niet te worden gegeseld op het Hooiplein, een zekere graaf heeft zijn jonge vrouw geslagen en de roebel is een halve kopeke gestegen ten opzichte van de yuan.
Wanneer Kribbe is aangekleed – het werktenue lijkt op dat van een Bojaar, een brokaten jasje afgezet met bont, laarzen van fijn leer met koperbeslag, een gewatteerde kaftan en een roodfluwelen broek – stapt hij in zijn Mercedev van Chinese makelij, een rode waarmee hij, zeker als hij de speciale hoorn van de Heerser laat horen, vrij baan krijgt. Om zijn afschrikwekkende positie duidelijk te maken, zitten er elke dag verse afgehakte hondenkoppen op de voorbumper vastgemaakt. Op deze ene dag – bijna altijd sterk wanneer een roman zo’n strikte tijdslimiet heeft, in dit geval zeker – is het de kop van een ruwharige wolfshond, de tong met rijp bedekt, sterke gele tanden. Uiteraard wordt de bumperversiering aangedragen door een stalknecht. Het is een doordeweekse dag, dus vindt Kribbe dat het ermee door kan.
Er worden in de loop van de dag wraakacties van Bijbelse proporties uitgevoerd, regelmatig gaan Kribbe en zijn collega’s uit de broek – om de vrouwen van vijanden collectief te bestraffen – en uit hun dak, niet met coca, zelfs niet met (heel) veel drank, maar met een nieuwe designerdrug. Gouden ministeurtjes namelijk die in een bol in leven worden gehouden en die door de opritsjniks collectief, volledig naakt, liggend op Romeins aandoende banken in een badhuis bij elkaar worden geïnjecteerd. Sorokin weet het geloofwaardig neer te zetten. De decadentie ten top. In hun staat van euforie komen de meest lyrische, psychedelisch getinte gedachten van de ‘gebruikers’ voorbij. De schrijver gebruikt daarbij af en toe klassieke gedichten waaraan hij uiteraard een eigen draai geeft. Net zo goed als dat een staatsvijand op het toneel komische schotschriften zingt. En er zo maar een, uiteraard aangepast, refrein is opgenomen van een song van een Russische rockgroep. Stukken uit Misdaad en straf worden door The Voice of America in het programma Russische schuttingtaal in ballingschap fijn scabreus bewerkt. Ja, zoals altijd gaat in een totalitair regime de taal als eerste in de ban.
Dat alles moet voor de vertalers een helse klus zijn geweest. Sorokin heeft heel consequent ook voor geschiedkundige gebeurtenissen eigen termen bedacht. De Rode Troebelen, de Witte Troebelen en de Wedergeboorte van Roes (het rijk rond Kiev). De geheime agenten hebben iets weg van de Bogatyrs, de ridderhelden uit de oude Russische heldensagen, maar zijn tegelijkertijd ook belast met de verleidingen van de huidige en toekomstige maatschappij. Woord en daad, is hun motto. Wederspannigheid wordt niet getolereerd. Maar ze weten zichzelf heel goed in een uitzonderingspositie te laveren. De dag van de opritsjnik beweegt zich in een totaal eigen universum, maar is tegelijkertijd een roman van alle tijden.
Guus Bauer
Vladimir Sorokin – De dag van de opritsjnik. Vertaald door Annelies de Hertogh en Gretske de Haan. Douane, Rotterdam. 232 blz. € 17,50.
Reading by Writer in Residence, Vladimir Sorokin from Stanford Arts Institute on Vimeo.