Recensie: Wim Duijst – Dood zaad
Wonder boven wonder zwanger
Een vurige kinderwens die niet vervuld wordt, kan tot obsessief gedrag leiden. Voorbeelden te over van mannen en vrouwen die er met kinderwagens van derden vandoor gaan. De liefde kan er ernstig door onder druk komen te staan, bijvoorbeeld door de ‘schuldvraag’. Wie is er onvruchtbaar, ligt het aan vernauwde eileiders van de vrouw of heeft de man trage zwemmers? Is een ivf-behandeling een optie, is een gang naar de spermabank de laatste uitweg of is het een kwestie van het onvermijdelijke accepteren en dan maar overgaan tot adoptie?
In de novelle Dood zaad onderzoekt romancier Wim Duijst (1953) dit heikele thema op een thrillerachtige wijze. Hij situeert zijn vertelling in en rondom zijn geboorteplaats Spakenburg, daarmee uiteraard de verhoudingen binnen en buiten het huwelijk van de protagonisten extra op scherp zettend. Sandra is kinderjuf en haar man Ruud was aanvankelijk leraar, maar is nu gedurende de week op pad als internationaal vrachtwagenchauffeur. Zijn eigenlijke droombaan, maar er zit natuurlijk wel degelijk ook vluchtgedrag in. Ze hebben van alles geprobeerd maar na zes jaar huwelijk is Sandra nog niet zwanger geworden. Ruud is protestants en is dus van mening dat God het nu eenmaal (nog) niet zo heeft beschikt. Waar de niet van oorsprong uit Spakenburg afkomstige Sandra zich uitgebreid heeft laten onderzoeken, en volledig gezond is verklaard, wil Ruud niets weten over zijn eigen vruchtbaarheid. Hij weigert zijn zaad te laten testen.
Duijst begint de novelle in medias res. Sandra smacht naar een kind en schuimt daarvoor de kroegen af op zoek naar een geschikte ‘donor’. Seks zonder gevoel, zonder liefde, puur voor de voortplanting. Ze is ten einde raad, wilde zonder medeweten van haar man naar de spermabank, maar de huisarts in Spakenburg weigerde elke medewerking. Uiteraard kan ze niet in haar woonplaats aankloppen. Ze zien haar al aankomen. Regelmatig neemt ze doordeweeks de bus naar Amersfoort. Maar de monden van de roddelaars staan niet stil. Ze heeft al snel een zekere naam.
Duijst beschrijft enkele ontmoetingen met willekeurig uitgekozen mannen. Hij weet de oppervlakkigheid van deze contacten goed weer te geven, laat de wanhoop, de eenzaamheid in de queeste van Sandra duidelijk naar voren komen. Zij is de vreemdeling die door de gemeenschap toch met argusogen wordt bekeken. Het verhaal speelt zich in de vorige eeuw af, dat valt althans te concluderen uit het feit dat Sandra regelmatig een sigaret opsteekt aan de bar.
Daar houdt ze op een gegeven moment mee op, want ze blijkt, wonder boven wonder, zwanger te zijn. Hoe zal Ruud hierop reageren? Hij lijkt alles met de mantel der liefde, met de mantel van zijn rotsvaste geloof te bedekken, maar dan verschijnt er, wanneer Sandra hoogzwanger is, plotseling iemand aan de deur, toevallig in het weekend wanneer Ruud ook thuis is. Kan Ruud daarna ook nog wegkijken, of wordt het nu tijd om zichzelf toch ook te laten onderzoeken? Duijst geeft tot slot nog een scherpe draai aan het verhaal, maar weet de lezer toch achter te laten met een open einde. De liefde is geen lolletje, zeker niet in een op voortplanting gerichte gemeenschap.
Guus Bauer
Wim Duijst – Dood zaad. Marmer, Baarn. 96 blz. € 9,95.