Reportage: Knausgård in Groningen: ‘Ik zou mezelf nooit op de cover zetten’
Het ging gisteren in Groningen over Proust, herinneringen, over schrijven, boze familieleden, Bowie, muziek maar vooral over roem. De schrijver Karl Ove Knausgård sloot er zijn dagenlange tournee door Nederland en België af met een interview door bewonderaar Kester Freriks. Knausgård, die enigszins vermoeid oogde, formuleerde met gemak en leek vrolijk. De zaal was uitverkocht en terwijl Knausgård buiten stond te roken op de vismarkt bleek de Der Aa-kerk zich vooral te vullen met lezers en liefhebbers van boven ‘een bepaalde leeftijd’ zoals een mevrouw naast me zei. Opmerkelijk genoeg nauwelijks studenten wel enkele jonge ouders die met kinderzitjes achter- en voorop aan kwamen snellen over de glimmende Vismarkt. Verder een delegatie van De Geus en de consul van Noorwegen
Een af en toe giechelende Kester Freriks interviewde Knausgård over muziek, literatuur en over de ‘gigantische, fantastische’ romancyclus Mijn strijd. Af en toe nam de bewondering van Freriks wat de overhand. ‘How did you find the energy,’ vroeg Freriks in niet al te gelukkig gekozen Engels,- maar Knausgård ging onverstoorbaar verder met geven van zijn karakteristieke lange antwoorden. Hij draaide geen riedeltje af maar probeerde opnieuw te formuleren wat schrijven voor hem betekent.
Knausgård schreef zijn eerste (historische) roman toen hij tien was. Omdat zijn broer zei dat mensen niet willen lezen over vroeger maar over nu, gooide hij het verhaal weg. Toen hij zeventien was wilde hij nog steeds schrijver worden. Maar toen ging het vooral om drinken en lijken op Kerouac en Bukowski. Het duurde lang voor hij door had dat het hem om het plezier van het schrijven gaat en niet om roem. Eerder op de avond sprak hij met bewondering over Bowie die het grote succes van Ziggy Stardust de rug toekeerde en weer iets totaal anders ging doen (‘he threw it away’) De moed die daarvoor nodig is, bewonderde hij. Over zijn eigen succes nu zei hij: ‘It shouldn’t have happened, it’s too private, too personal and boring.’ Een Engelse uitgever die achter het net viste noemde het boek ‘unsexy.’ Hij kon het eigenlijk nog steeds niet geloven dat een roman van een paar duizend pagina’s over een man zo’n succes kon worden.
Over de vele omslagen en titels die zijn boek wereldwijd ongevraagd heeft gekregen zei Knausgård dat hij allang blij is dat het boek er in Noorwegen zo uitziet als hij wil en dat (wijzend naar de Nederlandse uitgave) hij nooit een afbeelding van zichzelf op de kaft zou zetten. Grote hilariteit in de zaal. Knausgård die geen contact maakte met het publiek was precies de innemende charmante wat verlegen maar praatgrage man die je verwachtte.
Toen het signeren begon, was hij even spoorloos. Roken, zei iedereen. En jawel. ‘Hoeveel rook je eigenlijk, tijdens het schrijven,’ vroeg Freriks. ‘Too many,’ woof hij weg.
Een nieuwtje waar Freriks erg blij mee was: Knausgård hield in zijn jeugd ooit wel dagboeken bij maar verbrandde die uit schaamte een paar jaar later. Het schrijven zelf zorgt voor de toegang tot de herinneringen daar heeft hij geen dagboek voor nodig.
Na het voorlezen van de ‘fameuze openingszin’ van Vader door Knausgård en door Freriks in vertaling begon Freriks over gardenbirdcoutingday (de huismus werd het meest gezien). Of Knausgård ook wat met vogels had? Volgde een anekdote over een roofvogel in zijn tuin tussen de gewone vogels. Wat hij vergeleek met een schooluitje naar het museum in Oslo waar Munch een verpletterende indruk maakte omringd door mindere goden (eerder op de dag sprak Knausgård bij een tentoonstelling over Van Gogh en Munch).
We hebben nog een verrassing zei Freriks: een geluidsfragment van zijn band dat volgens sommigen net iets te luid en iets te hard stond. (klonk als oude platen van Soundgarden) Zichtbaar opgelucht glimlachte Knausgård dat het nummer na een minuut of twee werd weggedraaid.: ‘A crap student band from bergen 20 years after.’
En toen moest hij weg. Naar huis. Maar eerst roken.
Rieuwert Krol