Recensie: Alfred Andersch – De vader van de moordenaar
Vernederd door de rector
De Duitse schrijver Alfred Andersch (1914–1980) is typisch zo’n man op de achtergrond die zelf ook tot grootse daden in staat was, getuige de zojuist vertaalde novelle De vader van een moordenaar, maar die als literair redacteur bij de radio, maar vooral als uitgever bij het tijdschrift Der Ruf, ook sterk enthousiasmerend was aangaande het werk van derden. Uit het tijdschrift is de zogenaamde Gruppe 47 ontstaan, met onder meer in Nederland welbekende auteurs als Heinrich Böll, Paul Celan en Günter Grass.
De postuum verschenen novelle, een klassieker in de Duitse school, is onderdeel van een autobiografische verhalenreeks van zes stuks met als hoofdpersoon Andersch’ alter ego Franz Kien. De vader van de moordenaar, vrijwel op het sterfbed geschreven, verhaalt waarschijnlijk over de meest ingrijpende jeugdherinnering van de schrijver. Vanwege zijn luie kennis van het Grieks werd hij ooit voor het bord in de klas vernederd door de rector en kreeg prompt een aanzegging om de school te verlaten. De rector was niemand minder dan Joseph Himmler, de vader van de latere nummer twee van het naziregime. Het is 1928 en Himmler junior is flink bezig met zijn carrière. De kracht van de novelle is de lichte fictionalisering, de literaire bewerking van de feiten, een kleine kanteling om juist de dreiging van de tijd te laten voelen.
De tijdsduur, namelijk één volledig lesuur, van de slome start, de binnenkomst van de rector, gelijk een grootvizier, de angst om uitgekozen te worden, de beurt voor het bord en de verlossende bel, is goed gekozen. Het is een metafoor voor de angst, voor de hand op de schouder. Is de bel wel een verlossing of misschien het begin van nog meer vernedering? De voorbode voor het wegvoeren, voor de dood? De lengte van de novelle sluit daar mooi bij aan. Een geoefende lezer doet er ongeveer een (ouderwets) schooluur over.
Uiteraard zit in die tijd, al zeker in Duitsland, de leraar nog aan een bureau op een podium. De leerlingen staan op wanneer hij binnenkomt, of wanneer er aan een van hen iets gevraagd wordt, en spreken de leraren aan met hun titel, nooit met hun naam.
De leraar Grieks is iemand zonder gezicht, een saai persoon wiens woorden nauwelijks beklijven bij de dromer Franz. Franz is zeer zeker wel intelligent genoeg, maar zit met zijn hoofd elders. Hij weet al sinds zijn jonge jaren dat hij schrijver wil worden en traint instinctief zijn verbeelding. Pas dan zal hij weten waarover hij kan gaan schrijven. Zijn probeersels houdt hij – heel slim, vroegwijs – angstvallig achter. De vader van Franz was, net als die van Andersch, een gedecoreerde militair uit de Eerste Wereldoorlog. Hij was weliswaar gewond geraakt aan het front, maar omdat hij slechts als reserveofficier had gediend, kreeg hij toen hij ziek werd geen pensioen. Het schoolgeld voor zijn twee zoons kon hij dus niet meer betalen. Iets wat Himmler senior, consequent aangeduid met ‘Rex’, even fijntjes deelt met de klas, terwijl Franz er met zijn rode hoofd voor staat. Is het een wonder dat volwassenen nog decennia na hun ‘arbitur’ angstdromen hebben specifiek over de middelbare school? De siddering die door een klas kon gaan als er iemand voor een beurt voor het bord werd gezocht.
Franz begrijpt nu waarom Himmler junior gebroken heeft met zijn tirannieke vader. Hij voelt zelfs sympathie voor Heinrich, temeer omdat zijn vader ook duidelijk politiek in die richting denkt. Dat is de realiteit van dat moment. Achteraf gemakkelijk te veroordelen met de kennis van nu. De rector vernederde Franz. Hij kon niet weten waarom Himmler senior daadwerkelijk met zijn zoon had gebroken, namelijk vanwege onverenigbare politieke opinies. (Het schijnt zo te zijn dat er later weer een verzoening plaats heeft gevonden en dat de SS zelfs eresaluten heeft afgevuurd boven de kist van de rector.)
Andersch voert ook een jonge Freiherr op die, zijn titel benadrukkend, de rector voor die tijd ongekend brutaal weerwoord geeft. Ervan uitgaande dat zijn status en zijn zeer goede schoolprestaties hem zullen beschermen. Maar de tijden zijn veranderd. De beheersing van Himmler senior doet de angst en schaamte van Franz voor even omslaan in bewondering. Maar Rex blijft hem de rest van het uur treiteren. De jonge Freiherr zal ook worden weggestuurd, maar Franz Kien is opgegeven. Dan vraagt Rex wat Franz wil worden en geeft Franz in naïef enthousiasme antwoord. Hij wil schrijver worden. Je voelt het hoongelach onderhuids aanzwellen. Een schrijver die de klassieken niet beheerst, die bovendien ook nog zoiets ‘verderfelijks’ als boeken van Karl May leest. Tja, dodelijke spot lig op de loer.
Normaal gesproken ben ik mordicus tegen uitgebreide nawoorden, verklaringen voor of achterin boeken, vragen voor leesclubs en dergelijke. Het is voorstelbaar dat de lezer daarin een bevestiging zoekt. Dat het fijn is om je eigen bevindingen te toetsen. Maar deze verklarende stukken maaien vaak het gras voor de voeten van de recensent weg. Soms lijkt het net alsof jij uit die teksten hebt geput. Het nawoord bij De vader van de moordenaar vormt daarentegen een wezenlijk onderdeel van dit boek. Het nuanceert de novelle nog verder en geeft een goed inzicht in de overwegingen van de schrijver om de derde persoon enkelvoud, om een pseudoniem te gebruiken en het verhaal zo goed als lineair te vertellen. Het heeft hem geholpen om bepaalde remmingen te overwinnen. Bij de schrijver zelf, niet uit discretie ten opzichte van de duidelijk herkenbare personages. ‘Het is de vorm zelf die mij niet dwingt, maar toch tenminste aanraadt om mij van Franz Kien te bedienen.’ Het nawoord is een mooi schrijverscredo. De novelle een tijdloos document voor allen die zijn schoolgegaan. Sidder mee, en wees blij dat u verlost bent.
Guus Bauer
Alfred Andersch – De vader van de moordenaar. Vertaald door Marcel Misset. Cossee, Amsterdam. 124 blz. € 16,95.