Recensie: H.M. van den Brink – Dijk
Meten is weten
Karl Dijk is afwezig bij zijn eigen afscheidsreceptie. In de veertig jaar dat hij bij het ijkwezen zat is alles om hem heen veranderd. Letterlijk: het statige ijkkantoor in het midden van Amsterdam waar hij veertig jaar eerder begon is ingeruild voor een hypermodern kantoorgebouw vol loze ruimte. Het ijkwezen zelf is opgegaan in een grotere organisatie, met de zielloze naam Metrifact. Het belang van het echte ijken, met de oerkilo en de oermeter die in een kluis in Parijs liggen opgeborgen, is langzaamaan teloor gegaan. Dijk is een relict uit een voorbije tijd geworden. Ondanks zijn afwezigheid begint de directrice toch aan haar afscheidsspeech.
Die speech is geschreven door de hoofdpersoon die gelijktijdig met Dijk begonnen is bij het ijkwezen, maar die zich in tegenstelling tot zijn collega wel heeft aangepast aan de nieuwe tijden. Dijk had tot het geweten van bedrijf kunnen uitgroeien, maar hij werd de collega die vasthield aan oude principes en uiteindelijk door niemand meer werd serieus genomen. Dat er twee geheimen zijn in het leven van Dijk die al die jaren een promotie in de weg zaten ontdekt de hoofdpersoon pas bij het schrijven aan de speech.
Daar zit voor een deel het manco van dit boek. Met die geheimen wordt psychologisch niets gedaan. Er zit geen confrontatie tussen beide collega’s in, er gebeurt sowieso vrij weinig. Het verhaal leeft pas op als de hoofdpersoon Noord-Holland intrekt om bij kleine zelfstandigen de weegschaal te meten en moet opboksen tegen de trucjes van middenstanders. Voor de rest gaat het in abstracto vooral over iemand die steeds minder bij zijn tijd past, omdat de waarden waarmee hij begon vervagen naarmate zijn loopbaan vordert.
Dijk wordt nogal ontsierd door platitudes over de jaren zestig, over bakkers, slagers en kaasverkopers; bijna altijd mannen en als het vrouwen zijn dan een met ‘zware en vormeloze boezem (…) die zwoegde onder een beduimeld schort’, en zelfs over het snoepje van de week bij De Gruyter. Lichtelijk irritant zijn de zinsconstructies waarin het woord ‘niet’ voorkomt. Op elke bladzijde is het wel raak, soms tot elf keer toe. Neem bijvoorbeeld de niet-zinnen op bladzijde 107 onder elkaar:
De kruidenier is niet langer de vakman die vijfhonderd gram spliterwten afweegt in een papieren zak.
Helemaal had ik het niet kunnen laten
En dus bijvoorbeeld niet wist dat het snoepje lang niet altijd eetbaar was […].
Zo breed hadden wij het niet.
Maar in de solide houten bakken tegen de achterwand werd steeds minder opgeslagen dat al niet was voorverpakt en verpakte goederen hoefden niet te worden afgewogen, zodat ook het verhaal over het extra dikke papier om een kilo suiker, dat jarenlang de ronde deed, door ons niet werd geverifieerd.
Ik kan me niet herinneren dat we ooit aan de ook al glanzend opgepoetste gewichten een ongerechtigheid hebben aangetroffen.
De bijnaam was niet verdiend.
Het was de deftigheid van De Gruyter die de komst van de zelfbediening niet had kunnen weerstaan.
Als je er eenmaal op gaat letten word je er tureluurs van en ik was al in het begin van het boek helemaal gefixeerd op dat woordje niet. Niet, niet, niet niet, niet. En dan laat ik andere negaties nog achterwege. Als het woord een illustratie zou zijn van het leven van Dijk, waarover we bijna niets te weten komen, dan is het een vondst, maar waarschijnlijk is het een teken van stilistische zwakte, waarvoor een eindredacteur H.M. van den Brink had moeten behoeden.
Coen Peppelenbos
H.M. van den Brink – Dijk. Atlas Contact, Amsterdam. 190 blz. € 18,99.
Een iets kortere versie van deze recensie stond in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 26 februari 2016.
Helemaal eens met de recensie: er gebeurt helemaal niets in dit vlakke boekje.
Aardige zinnen over een voorbije wereld. De hoofdpersonen (of is het één en dezelfde?) komen niet tot leven; de achtergrond van de beschreven Dijk wordt niet gebruikt om zijn persoonlijkheid en gedrag te verklaren; er zijn geen interacties die er ook maar iets toe doen.
Saai, saai, saai.
Een te lang opgerekte novelle met bloedarmoede.
Dat dit boekje geen echte page-turner is met een spannend plot, is een feit. Toch vind ik het een klein meesterwerk. Het is een filosofisch werkje waarin heel mooi wordt gefileerd hoe vaste waarden eigenlijk niet bestaan en hoe de mens daar toch steeds naar op zoek is. Zelfs in de natuur en de natuurkunde zijn die vaste waarden nauwelijks te vinden. Zie de relatie die de schrijver legt met bevindingen uit de kwantumfysca waarin deeltjes op meerder plaatsen tegelijk kunnen zijn, golven ook deeltjes kunnen zijn, enzovoort. Meer down to earth gaat het ook over de \”privatisering van de eerlijkheid\”. ook een metafoor voor het wegvallen van vaste waarden.Zeker, een goede schrijver is ook een verhalenverteller, maar het gegeven van een man die niet komt opdagen op zijn eigen afscheid is toch geheimzinnig en spannend genoeg om bij de les te blijven. in een literair landschap dat wordt gedomineerd door vlotte plots en klein psychologisch geneuzel vind ik Dijk een verademing.