Recensie: Joost Zwagerman – Wakend over God
Verbroken verbinding
De verwijzingen naar zijn naderende dood van Bowie’s ‘Black Star’ en ‘Lazarus’ zijn nu net zo duidelijk als die van Zwagerman in De stilte van het licht en zijn postume bundel Wakend over God; kostbaar uitgegeven, met harde kaft en leeslint op 100 grams houtvrij romandruk, door Hollands Diep, nu al derde druk.
Bowie ligt geblinddoekt in bed en zingt, met beklagenswaardige stem:
Look up here, I’m in heaven
I’ve got scars that can’t be seen
I’ve got drama, can’t be stolen
Everybody knows me now,
Zwagerman was op een andere manier ziek:
‘In mijn huis regeert / het duister en het duister / is een valse hond. Een moordenaar / besluipt mijn huis. loopt / dreigend mijn domeinen rond. // De nacht draagt al een zwarte / kap. De moordenaar is God. / Al buitenshuis ben ik door God / verwond. Er klinkt gejank, / dat is de hond. God is nu in huis. De / moord wordt zeer snel afgerond.’
God is Zwagermans worgengel.
Joost Zwagerman is katholiek opgevoed. Hij heeft zijn geloof in de puberteit, of misschien al eerder verloren, maar uit vele opmerkingen blijkt dat het heimwee naar een vanzelfsprekende geborgenheid een grote rol speelde in zijn leven. In zijn beschouwingen over schilderijen komen we levensangst en verlangen naar finale rust steeds weer tegen.
Zo in wat hij schrijft over Caspar David Friedrichs ‘Monnik aan zee’. Hij heeft het over horror vacui, de leegte van een kosmos zonder God. Het zou Zwagerman niet verbazen als de monnik op het schilderij na de beschouwing van de zwarte zee zich van de rotsen stortte om opgenomen te worden in een eeuwig duister in het gruwelijke besef dat de God van zijn jeugd een drogbeeld was. Hij wordt verzwolgen zoals op het schilderij van Goya ‘Saturnus’ (Kronos) zijn zoon verslindt. En dan is er ‘De Schreeuw’ van Munch, die het schilderij geschilderd zou hebben na een bezoek aan de plek waar een jeugdvriend met een pistool een eind maakte aan zijn leven.
Maar het ergste is de studie van Bacon naar Velázquez’s portret van paus Innocentius X, waar de zwakke paus die zich liet overheersen door zijn schoonzus, wordt afgebeeld als een verloren figuur, ‘alsof een tsunami van onbeteugelbare levensangst de wereld nú, as we speak, gaat overspoelen’. ‘Bacons paus verblijft in de hel die óns zal verzwelgen.’
‘Nochtans belijd ik / dat ik, tegen de klippen op, / uiteindelijk in Hem geloof. // Zijn grootste en finale wapenfeit: / Hij is er niet. / Hij is alomvattende /afwezigheid.’
En zo is Zwagerman gekomen bij de poëzie van Faverey.
Hij begon als Maximaal met luide stem, met ‘blaf in de bek’ dingen te roepen tegen de poëzie van Faverey en Kouwenaar. Die poëzie werd verstild genoemd en saai, knutselwerk van keurige heren, wat natuurlijk onzin was. Maar ja, je wilt wat als aanstormende generatie. Zet je maar af tegen wat de heersende mode is. De nieuwe poëzie moest van de straat zijn, wild en bezopen of high. De Maximalen durfden vooral wat zij epigonen noemden van de ‘deftige’ heren aan te vallen. Zo was er een polemiek met Marc Reugebrink, toen nog dichter.
Zwagerman en de zijnen trokken rond met mandjes rotte vis en slaande trommel. Hun eigen werk was poëtisch niet erg interessant, maar dat donderde niet. Het werd welkom geheten in kleine zalen met publiek dat meteen wilde begrijpen waar het over ging. Het proza van Zwagerman ging over de hippe kunstwereld, over leugenachtigheid, over gimmicks, Chaos en rumoer en het sloeg aan. De gedichten bekritiseerden de ‘oude’ poëzie (Langs de doofpot) en toonden een nieuwe leefstijl (Bekentenissen van de pseudomaan en Roeshoofd hemelt).
In DWDD was Zwagerman net zo hectisch als zijn gastheer, maar hij had altijd twee kanten: de rumoerige herrieschopper en de onzekere stille lezer en schrijver. De verstilling werd steeds prominenter en ziehier zijn postume bundel Wakend over God. Hij schreef de bundel naar eigen zeggen in een soort koortsachtige roes in een tijdsbestek van een maand of twee. Het is een indrukwekkende bundel geworden, die opent met het gedicht ‘Contact’ waarin God lijkt te bellen, die zegt dat Hij er niet is. ‘Laat naam noch boodschap achter, / Ik bel nooit terug. Leef rustig verder, / wacht desnoods tot piep, maar zwijg.’ en het gedicht eindigt met: ‘De dag is nu, contact is hier. Ik toets / het nummer in. Krijg geen gehoor. Hij was me / voor. Hij heeft mijn nummer ingesteld.’
Joost Zwagerman heeft de verbinding verbroken.
Remco Ekkers
Joost Zwagerman – Wakend over God. Hollands Diep, Amsterdam. 88 blz. € 19,99.