Recensie: Elizabeth Harrower – De wachttoren
Maximaal expliciet
De loopbaan van de Australische auteur Elizabeth Harrower is markant en grillig. Nadat zij vanaf 1957 in snelle opeenvolging vier romans had gepubliceerd, leek er aan haar schrijverschap een einde gekomen nadat ze In certain circles in 1971 abrupt voor verschijning terugnam. Het werk was na toekenning van een beurs ontstaan onder grote druk. Toen het na aandringen van uitgevers na drieënveertig jaar (!) alsnog het licht zag, waren de kritieken lovend. Haar romans en losse verhalen verschenen opnieuw in print. Door deze hernieuwde belangstelling is nu De wachttoren uitgekomen, vertaald naar The watchtower uit 1966 – het sluitstuk voor haar ‘zwijgen’.
Liefhebbers van impliciet proza komen met deze roman van een koude kermis thuis. Een gecorrumpeerde driehoeksverhouding – tussen de tirannieke zakenman Felix, zijn vrouw Laura en Laura’s zus Clare, die bij hen inwoont – is, op de allerlaatste woorden na, expliciet beschreven. Harrower komt er mee weg. Niet door gebeitelde zinnen te schrijven, maar door voortdurend op de diepere inhoud aan te sturen. Harrower daalt af in de krochten van de ziel en toont de mens in al z’n onooglijkheid. Dat ze veel schrijnende intriges laat plaatsvinden tegen een decor van luxe maakt het relaas navrant en huiveringwekkend.
De zussen Laura en Clare blijven achter als hun moeder weduwe wordt en naar Europa terugkeert. Felix is Laura’s werkgever op dat moment en werpt zich op als hun economische redder, met een verstandshuwelijk voor Laura en een baantje voor Clare. Het speelt zich af in Syndey, eind jaren dertig. Tegen de tijd dat de Tweede Wereldoorlog woedt hebben ze het materialistisch uitstekend, maar is hun zonovergoten villa veranderd in een gijzelplaats. De laatste restjes persoonlijkheid van de zussen vermillimeteren onder de slagschaduw van Felix, die de ene na de andere onderneming opricht, van een fabriek van pralines tot horecagelegenheden. Aan het mondaine stadsleven hebben ze geen deel, Felix rijdt hen er in zijn Jaguar tartend langs. Vrienden kennen ze niet. Dat de tijdgeest er een is van veilige aangepastheid – de atoomdreiging speelt op de achtergrond – maakt het er niet makkelijker op.
Met zijn woedeaanvallen en kwade dronk zouden we Felix tegenwoordig omschrijven als een zelfdestructieve borderliner. Hij ziet de zussen als een verlengstuk van zichzelf. Laura en Clare zijn praktisch en intellectueel begaafd maar blijven gevangen in hun willoosheid, dreigen te worden uitgespeeld en zijn op hun gunstigst voor hem een klankbord. Wanneer gaat er in hen wat authentieke energie varen? Het maakt je na tweehonderd pagina’s als lezer kriegelig. Het is nota bene Felix die zijn werknemer Bernard in hun ‘kring’ introduceert, voor wat mannelijke inbreng. De armlastige Hollander ambieert een studie botanie en Clare maakt zich hard om dit te bekostigen en zijn familie te ondersteunen. Het is in the nick of time. Ze weet zich los te wrikken, haar ‘wachttoren’ te verlaten en voor zichzelf doelen te stellen. Als ze afreist door de bush eindigt het boek met die impliciete woorden, die de roman laten kantelen en hoop bieden. ‘Wat het ook is, ik zal het me herinneren…(…)’. ‘Toch was het gek dat ze dat dacht, aangezien ze zich realiseerde dat dit nog maar het begin was.’
De wachttoren geldt tegenwoordig naast The long prospect als een meesterwerk van Elizabeth Harrower. En dat is terecht.
Dirk Rodenburg
Elizabeth Harrower – De wachttoren. Vertaald door Nicolette Hoekmeijer. Atlas Contact, Amsterdam, 286 blz. € 19,99.