Recensie: Tim Foncke – God is klein geschapen
Een provocatieve buitenstaander
Er zijn schrijvers die beweren dat ze schrijven om niet aan het leven te hoeven deelnemen. Daarvoor heb ik de schrijverij niet nodig.
Tim Foncke (1978) is tekstschrijver voor diverse Vlaamse tv-programma’s. Daarnaast was hij komiek en schreef hij een roman in brieven en een brievenboek. Enkele brieven in Het leven is goed als je niet deelneemt zorgden ervoor dat Foncke – hoe wonderlijk is het leven van de schrijvende mens, vaker dan men zou denken – een voorwaardelijke celstraf van vier maanden kreeg opgelegd door de Rechtbank van Dendermonde. Hij had middels open brieven aan zijn buren de verzuring, de frustratie en het egocentrisme in hun appartementenblok willen aankaarten. De kleine gemeenschap die feitelijk symbool staat voor de hele samenleving. De waarheid is zoals altijd lastig te verdragen. Men kijkt liever weg, of nog beter: sluit de ogen.
Foncke voelt zich duidelijk op zijn gemak als provocatieve buitenstaander. Hij is schrijver zonder verdere hobby’s, net als de hoofdpersoon van zijn eerste niet-brievenroman God is klein geschapen. Zaman van Mansbrugge (ZVM) is een gevierd auteur. Hij heeft een tweetal brievenboeken geschreven (dat dan weer wel) die met honderdduizenden tegelijk over de toonbank zijn gegaan. Een grappig stukje wensgedachten. Uiteraard zit zijn literair agent – een type uit Nederland, die wel wat weg heeft van Paul Sebes – hem daarom op de hielen, met de tong uit de mond en een pen in de aanslag voor de ondertekening van contracten voor een speciale heruitgave én een nieuwe roman. Maar ZVM voelt zich nog het beste wanneer hij niet deelneemt aan het (literaire) leven. Samen met ene Fons slijt hij zijn dagen pinten hijsend in een krantenkiosk.
Fons was dakdekker totdat hij in een onachtzaam moment naar beneden is gedonderd, boven op zijn pan. Sindsdien is zijn logica ver te zoeken. Maar dat levert juist wonderlijke, bevreemdende gedachtekronkels op. ZVM kan uiteraard niet achter blijven. Dat brengt zijn beroep én zijn gesteldheid als vanzelf met zich mee. Het zorgt voor een Brusselmans-achtige humor. (Brusselmans zelf: ‘God is klein geschapen is het enige boek dat ik met veel plezier anderhalf keer heb gelezen.’) Tezamen met het overduidelijke Vlaamse idioom is dat soms wat vermoeiend. Het absurdistische karakter werkt wel, maar de frequentie is soms te hoog. Pagina na pagina nemen Zaman en Fons de bezoekende clientèle in de maling.
Maar onder die overtrokken humor schuilt toch ook een waarachtige beschrijving van de literaire wereld, van de opdringerige belsell-maatschappij. Een protest tegen het alsmaar moeten consumeren. Overal in mee moeten gaan. En – dat is de werkelijke humor van dit boek – er zitten toch ook weer bespiegelingen in over buren. De buren van ZVM welteverstaan. Zouden de medeflatbewoners van Foncke wederom naar de rechter stappen? Daarvoor neemt Foncke zichzelf en zijn Schrijverschap toch via ZVM afdoende op de hak. ‘Het bullshitten zit me weliswaar in het bloed, maar vrolijk word ik daar niet altijd van.’ ‘Zolang ik het met een uitgestreken bakkes doe, kun je mensen alles wijsmaken. Eigenlijk is dat levensgevaarlijk. De onzin wordt niet doorzien, laat staan met bruikbare onzin beantwoord.’
Zoals bekend lacht de mens zijn grootste angsten weg. Of probeert ze te verdrinken in een alcoholisch moeras. Zonder uitzondering tevergeefs. De problematische verhouding van ZVM met zijn moeder komt naar boven via een brief aan de reeds lang overledene.
[…] je bent opgestaan en je hebt besloten dat niks jou en mij eronder zou krijgen. Je beet op je tanden en koos voor het leven en ik voel me schuldig omdat dit nu mijn leven is: ik lig met een film van alcohol over mijn tanden op de spoorweg en de trein zal niet komen, want het spoor loopt dood.
Net zo indringend is verderop in de roman de brief aan de eveneens gestorven vader met de losse handjes. In deze brieven – onmiskenbaar Foncke’s forte – komt de ware aard van deze roman boven. Het bijna onvermijdelijke blunderen dat zo goed als eenieder in het leven te wachten staat. Het onvermogen om ook maar in het simpelste te slagen, ondanks enorme commerciële successen. Met een ‘hou je goed’ heeft de vriendin van ZVM afscheid van hem én van zijn alcoholgebruik genomen. Bitterder kun je de gemiste kans wellicht niet verwoorden. Hij weet dat hij het tij had kunnen keren, heeft het zelfs even geprobeerd met een periode van geheelonthouding, met het gebruik van antibuse, maar wist van tevoren eigenlijk ook al dat het tot mislukken was gedoemd. Een bezoeker van de krantenkiosk: ‘Ik heb eens gelezen dat schrijvers alleen maar schrijven omdat ze geen psychiater kunnen betalen.’ Zalman antwoordt, nu eens niet absurdistisch: ‘Ik heb hetzelfde gelezen over joggers. We moeten allemaal onze waanzin kanaliseren.’
Ergens is het ZVM wel best. Het besef van mislukken in het leven is bijna in zijn voorhoofd geëtst.
Mijn biografie past op de achterkant van een bierviltje. En zo hoort het. Wie twee viltjes nodig heeft, heeft overdreven.
Je moet ZVM prijzen voor zijn keuze om niet te leven in de lijn van de verwachting. Huisje, boompje, beestje en dan maar zorgen dat er voldoende leuke bezigheden buitenshuis zijn om niet een touw om de eerste beste stevige tak van de boom te gooien. De roman herbergt ook hoop middels het jonge daadkrachtige meisje Melanie. Zangeres van de band Collectief Met Zelfmoord Lachen. Dat dan weer wel. Is zij in staat om ZVM enigszins uit het moeras te houden? Zonder waarschuwing – heel leuk – duikt er ineens een aanzet op van een roman. Die na goed twee pagina’s doodbloedt. Het commentaar van ZVM is ook aanstekelijk. ‘Probeer ik een aanzet voor een roman te schrijven, zijn alle personages na twee bladzijden dood.’
Foncke heeft grappig genoeg gewerkt vanuit een sterk afgebakend stramien. De werkweek van maandag tot en met vrijdag. God is klein geschapen heeft veel meer om het lijf dan de zogenaamde nuchtere Hollander denkt.
Guus Bauer
Tim Foncke – God is klein geschapen. Lebowski, Amsterdam. 188 blz. € 17,50.