Interview: Joël Dicker over Het boek van de Baltimores
‘Als schrijver gebruik ik cliffhangers vooral voor mezelf’
Het boek van de Baltimores van Joël Dicker doet ergens aan Joe Speedboot van Tommy Wieringa denken. Het boek gaat over vriendschap, liefde, sport en zit bomvol verrassende wendingen. Het is de tweede roman van de succesvolle Zwitserse, pas zevenentwintigjarige, auteur.
Ontmoet je Joël Dicker, dan valt direct zijn enthousiasme op. Het is een auteur die, overdonderd door zijn internationale doorbraak, het belangrijkste voor ogen probeert te houden: het plezier van het bedenken van boeken. Met zijn debuutroman De waarheid over de zaak Harry Quebert werd Joël Dicker genomineerd voor de Prix Goncourt en won hij de Grand Prix du Roman de l’Académie Francaise, de Prix Goncourt des Lycéens en de Prix Tulipe, een Frans-Nederlandse prijs voor de beste roman van het jaar. Deze toegezwaaide lof maakt nieuwsgierig naar zijn tweede roman, Het boek van de Baltimores.
Met welk idee begon Het boek van de Baltimores?
Er was eigenlijk niet sprake van één idee, het was een accumulatie van meerdere ideeën. Daarom is het ook moeilijk om het boek samen te vatten. Het is niet uit één stuk, het zijn meerdere stukken die ik aan elkaar heb gelijmd. Het idee voor mijn debuutroman De waarheid over de zaak Harry Quebert ontstond langzaam. Het gaat erom niet te snel in een boek te duiken. Dat is niet eenvoudig, maar na Quebert was het een goede training om mij niet naar de volgende roman te haasten. Soms heb je een interessant idee, en dan is het erg verleidelijk om meteen aan een nieuw verhaal te beginnen. Maar zolang ik ergens nog het gevoel heb dat het verhaal meer te bieden heeft, blijf ik erover nadenken.
Bijvoorbeeld over de relatie tussen Marcus en zijn neef Woody in Het boek van de Baltimores. In het begin probeerde ik als aanstichter die relatie te begrijpen. En ook de kwaliteit ervan. Het gaat immers om drie jongens die erg goede vrienden zijn. Soms voelen ze zich familie van elkaar, ook al is dat niet helemaal waar. Het nadenken daarover was een lang proces. Ik had tijd nodig om tot het inzicht te komen dat twee van hen neven moesten zijn; en dat de derde als zodanig werd behandeld, maar het niet was. Dat dit een drama kon opleveren, zag ik op een gegeven moment in.
Hoe lang deed je over die voorbereiding?
Negen maanden. En het nam anderhalf jaar tijd in beslag om de roman Het boek van de Baltimores te schrijven. Over mijn volgende boek denk ik inmiddels ook al een maand of acht na.
Schrijf je gedurende die maanden?
Een beetje, maar niet te veel tijdens het denkproces. Als ik eenmaal begin, schrijf ik meestal overdag. Ik ben geen nachtmens, aan het eind van de dag ben ik meestal te moe om te schrijven. Maar de ochtend bevalt mij. Toen ik aan de ‘Baltimores’ werkte, stond ik iedere ochtend om vier uur op om tot een uur of zes te werken. Dat is makkelijker dan later op de dag, wanneer mensen mij kunnen storen.
Je lijkt dus een beetje op Marcus Goldman, de schrijver in jouw boek. Het lijkt of je niets doet, maar ondertussen…
Die negen maanden voorbereiding kun je zeker als werken beschouwen. En nadat Het boek van de Baltimores verscheen, realiseerde ik mij dat ik nog steeds af en toe nadacht over hoe ik het idee voor dit boek heb uitgewerkt.
Goed, je had dus die drie jongens en toen dacht je: nu moet er iets gebeuren. Was dat Alexandra?
Het idee voor haar had ik al. Ik had Alexandra nodig als element tussen de jongens. Meestal ben ik meer bezig met het nadenken over hoe ik verschillende verhalen aaneen kan smeden. Alexandra was daarentegen een ‘missing link’, die ik onopvallend moest zien in te lassen. Zoiets vergt veel tijd, maar dat maakt niet uit. Voor mij is vooral belangrijk dat ik er plezier aan beleef.
Je raakt niet in paniek van alle ideeën die je hebt?
Het ineenvlechten van een verhaal is een erg leuk proces. Het heeft raakvlakken met de draaikubus van de Hongaar Ernő Rubiks. Je wilt alle rode vlakken samenbrengen en weet je op een zeker moment dat dit je gaat lukken. Maar eerst heb je een kubus in handen met aan zes kanten verschillende kleuren. Je gaat met die kubus spelen, maar je komt er niet uit. Toch moet je doorgaan totdat je alle kleuren bij elkaar hebt. Dat ik eerst het bedenken van een boek en vervolgens het schrijven ervan als een spel ervaar, dus als een plezierige activiteit, is stimulerend. Het idee dat ik over een boek heb, moet eerst kloppen voordat ik kan gaan schrijven. Voor mij is dat belangrijk.
Hoe onthoud je al die plots en subplots? Maak je daar aantekeningen voor?
De meeste zitten in mijn hoofd, veilig opgeborgen. Maar zodra ik ga schrijven, neig ik ernaar ze te vergeten. Van nature ben ik nogal rommelig. Daar probeer ik iets aan te verbeteren, heb nu zelfs een notitieblok. Toch vind ik het prettiger om mijn geheugen, mijn hersens, te gebruiken. Dit biedt mij namelijk de vrijheid om de loop van een verhaal eventueel een andere draai te geven.
Jij houdt ervan de lezer op het verkeerde been te zetten. Vanwaar die neiging?
Het is altijd interessant te zien hoe krachtig het brein is wanneer je een boek uitdenkt. Eigenlijk gaat het terug op een spelletje dat ik met mijn grootmoeder speelde toen ik jong was. In een restaurant bekeken we de andere gasten en we vroegen ons af waarover ze in gesprek waren. Als het een man en een vrouw betrof zag je ze als getrouwd stel, terwijl het ook broer en zus konden zijn. Of vrienden, of collega’s. We keken hoe ver we konden gaan en al snel waren we verhalen aan het bedenken. Soms zie je slechts dat wat voor de hand liggend is. Maar met het verstand kun je ook iets anders tot stand brengen, ook al staat dat verder van de bekende werkelijkheid af. Of van de waarheid. Door langer na te denken over de situaties in het boek, kwam ik op verrassende vondsten die net even verder gingen dan het gangbare verwachtingspatroon. Dat dingen anders kunnen lopen dan verwacht.
Dus je denkt maanden na over het boek en dan ben je klaar om het op te schrijven…
Nee, dan ben ik klaar om te beginnen! Al het denkwerk van de maanden ervoor hoef je niet per se terug te vinden in mijn boek. Vergelijk het met sport. Je kunt negen maanden gaan boksen, zwemmen of hardlopen, maar al die inspanning is niet meer dan de voorbereiding op de wedstrijd. En die loopt altijd anders dan je dacht.
Maar stel, je weet voor vijftig, zestig procent waar het boek heen gaat…
Het is minder dan dat. Hoogstens twintig procent.
Je kiest ervoor om diverse verhaallijnen in te zetten, voert veel karakters op en je speelt met de tijd. Toch stoort dat de lezer geen moment. Komt dat door het gebruik van cliffhangers?
Ik gebruik de cliffhanger om de lezer eraan te herinneren wat er speelt of aan gaat komen. Los daarvan is het gebruik ervan een goede manier om diverse verhaallijnen of acties met elkaar te verbinden. En door middel van cliffhangers sta je de lezer toe om even adem te halen voordat hij weer onder water duikt. Daarbij zijn ze niet alleen voor de lezer belangrijk, maar ook voor de schrijver. Daardoor weet ik waar ik in het boek ben. Wanneer ik een cliffhanger gebruik, geeft mij dat opwinding. Ik weet waar ik straks op terug kan komen, nadat ik een ander deel van het verhaal heb verteld. Die cliffhangers komen mij dus steeds van pas, ook omdat ik het boek lineair schrijf. Ik gebruik ze dus in de eerste plaats voor mijzelf.
De verhalen van de Goldmans en hun ‘zonen’ zijn met elkaar in balans. Had je dat vooraf bedacht?
Voor mij is het eenvoudiger dat uit te denken als ik ermee bezig ben. Hoe meer er speelt, des te interessanter voor mij het verhaal wordt. Het geeft de roman meer dynamiek. En dan doel ik niet op de suspense of op dat wat er op dat moment gebeurt, het gaat mij om het geheel.
Je laat Leo, een buurman, vertellen wat hij van het schrijverschap van Marc en van zijn relatie met Alexandra vindt. Eigenlijk is zijn rol dezelfde als die van de hond van Alexandra in het verhaal.
De hond is essentieel voor het verhaal. En toch is het maar een hond. Het gaat erom wat het dier laat zien. Hij vormt het gezelschap van Marcus, die hem eten kan geven. Tegelijkertijd werkt de aanwezigheid van de hond als spiegel. Ik had iets of iemand nodig om aan te geven hoe Marc zich voelt. Door de hond wordt Marc een hondenman, en dat zegt al genoeg. Leo levert slechts summier commentaar. Hij heeft in die passages de rol van de verteller op de achtergrond. Hij stelt de vragen die de lezer op zijn tong heeft.
Marcus zegt in het boek: ‘Ik wil geen schrijver worden, ik wil een beroemde schrijver worden.’ Zeg je daarmee iets over jezelf?
Nee, dat denk ik niet. Want in werkelijkheid, hoewel ik erg blij ben met de waardering, heeft het succes dat ik als schrijver heb niets te maken met het genot dat het schrijven mij biedt. Het zijn twee zulke verschillende dingen, zo niet aan elkaar gerelateerd. Belangrijk voor mij is dat de lezer net zoveel plezier beleeft aan het lezen als ik aan het schrijven. Dat ik mijn plezier met hem kan delen. Maar realiseer je dat het niet om dezelfde gevoelens gaat. Mij geeft het schrijven plezier, de lezer vermaakt zich door het boek te lezen. Op dit moment geniet ik van het bedenken van mijn nieuwe boek, vooral omdat dat geheel anders zal zijn. Dat genot van het creëren valt niet met lezen te vergelijken.
Peter de Rijk
Joël Dicker – Het boek van de Baltimores. Vertaling Manik Sarkar. Uitgeverij De Bezige Bij. Amsterdam 2016. € 19,90.
Dit interview stond eerder op de site van Scriptplus.