Recensie: Sara Taylor – De kust
Roman in verhalen
Dit debuut is aangekondigd als een roman, althans in de Nederlandse vertaling van De kust staat dit op het omslag vermeld. De Kust is de eerste publicatie van Sara Taylor. Taylor is volgens haar eigen website ‘a product of Virginia’ en in de hoedanigheid van kenner van die landelijk Oost-Amerikaanse omgeving heeft zij haar debuut gesitueerd op het schiereiland voor de kust van Virginia – maar dat eigenlijk vastzit aan de staat Maryland. De kust is echter geen roman in de strikte zin van het woord.
De kust is opgebouwd uit dertien los- en op zichzelf staande verhalen; Taylors debuut is aldus in feite een verhalenbundel, ware het niet dat dat de verhalen nagenoeg alle met elkaar verbonden zijn. Dit wordt voorin het boek prominent geëtaleerd door middel van een heuse stamboom. In die zin vertoont De kust overeenkomsten met het legendarische Honderd jaar eenzaamheid van Marquez, maar bijvoorbeeld ook met generaties overspannende romans als Solomon Gursky was hier van Mordecai Richler en Duyvels End van T.C. Boyle. De kust is echter bescheidener van scope en omvang, maar heeft desalniettemin een grote verhalende kracht.
In het openingsverhaal ‘Schietoefeningen’ dat zich in 1992 afspeelt, staat de 13-jarige Chloë centraal die de zorg voor haar jongere zus op zich genomen heeft omdat hun moeder vertrokken is en hun vader niet naar hen omkijkt. Deze hufter van een vader moet het bezuren en niet alleen hij. Chloë is een echt eilandkind en door haar ademt de onveranderlijke eilandsfeer, een setting waar wind, regen en ontberingen de coulissen zijn waartegen de hoofdrolspelers acteren. Chloë is onderin de stamboom gepositioneerd, welke teruggaat naar de oermoeder: Medora, geboren in 1858. Zij komt van het vasteland naar de kust, die bestaat uit de eilanden Accomack, Chincoteague en Assateague. Medora stamt van Indiaanse ouders en ontwikkelt zich tot een medicijnvrouw. Over haar wederwaardigheden vertelt Taylor in de verhalen ‘Verjaagd uit het paradijs’ en ‘Vele wateren’.
De dertien verhalen spelen zich af tussen 1876 en 2010 – het laatste jaartal is het jaar dat Chloë terugkeert na een jarenlange detentie, voortreffelijk beschreven in ‘Ontbrekende stukjes’. Wordt De kust beschouwd als een verhalenbundel (met dertien separaat te lezen verhalen) dan valt in elk verhaal de kale, maar tegelijkertijd poëtische stijl van Taylor op; naast de fraai geschilderde personages schittert de wilde natuur, het barre land en de onverbiddelijke kust in Taylors gave zinnen. Het feit dat dit een debuut betreft wordt, getuige het verfijnde en rake taalgebruik, ondergraven door een nu al voldragen schrijverschap. De verhalen zijn stuk voor stuk pareltjes. Ze behandelen de strijd van de mens tegen de natuur, maar evenzeer en vooral de strijd van de eigenzinnige vrouw tegen de dominante man. De kust gaat over sterke vrouwen, of althans vrouwen die zich pogen te verweren tegen agressieve mannen die menen te kunnen nemen waar ze recht op hebben. En gelukkig vaak van een koude kermis thuiskomen.
Om haar excellente schrijverschap kracht bij te zetten onderneemt Taylor in de verhalen ‘Tamara’ en ‘Godentranen’ geslaagde uitstapjes naar de toekomst en geeft daarmee de ‘roman’ een dystopische dimensie, gelijk Claire Vaye Watkins’ Goud roem citrus en Emily St. John Mandels Station Elf – ook al van die getalenteerde schrijfsters. Nog mooier zou het geweest zijn als Sara Taylor van al deze mensen en hun strubbelingen een allesomvattende, epische en klassieke roman had gemaakt – en dus de lijntjes tussen de generaties strakker had gecomponeerd -, maar dat laat onverlet dat De kust in zijn daadwerkelijke uitvoering een ronduit imponerende verhalenbundel is.
Wiebren Rijkeboer
Sara Taylor – De kust. Vertaald door Jan de Nijs. Ambo|Anthos, Amsterdam. 180 blz. € 19,99.