Recensie: Claire Fuller – Onze eindeloze dagen
De hut in het bos
Als Peggy acht jaar is, neemt haar avontuurlijke vader haar mee voor een kampeervakantie in de Duitse wouden. Ze trekken zich terug in een afgelegen stuk bos, van de buitenwereld gescheiden door een woeste rivier en een hoge bergkam. Op die plek bevindt zich een oude blokhut, die is ingericht door zogenaamde retreaters, een groep waartoe de vader behoort. Na een tijdje vertelt hij Peggy dat de wereld is vergaan, wat voor de lezer overduidelijk een verzinsel is. Zo begint het jarenlang (over)leven in de wilde natuur door een verwarde vader en een opgroeiend meisje.
Dit concept heeft alles in zich voor een indringende thriller. Een naïeve jongedame en een maniak in een verraderlijke omgeving. Bedrog, geheimen, leugens, wantrouwen: de angst om ontdekt te worden van de vader versus de angst om te sterven van de dochter. De beeldschone setting: een duister sprookjesbos waar wilde dieren leven. Psychologische overpeinzingen over het leven in een vergane wereld, tegen de achtergrond van de Koude Oorlog. De ontluikende seksualiteit van een pubermeisje en een volwassen man die met zijn dochter zit opgescheept. De mens strijdend tegen de elementen. Jammer genoeg worden vrijwel al deze aspecten weinig overtuigend uitgewerkt.
Het begint al met de onhandig gekozen vertelsituatie. Peggy, inmiddels zeventien jaar, is net terug in haar ouderlijk huis te Londen als het verhaal aanvangt. Grofweg een kwart van het boek beslaat haar moeizame adaptatie aan het dagelijkse leven aldaar, terwijl deze stukken veel minder boeiend zijn dan de voorbije avonturen in het bos. Min of meer chronologisch blikt Peggy vervolgens terug, waarbij ze in het begin als achtjarig meisje al een opvallend scherpe blik heeft. Na de uitgebreide beschrijving van het eerste jaar, wordt er slechts nog fragmentarisch verteld over de vele jaren in de hut die daarop volgen.
Interessant wordt het pas wanneer er zich plots een derde personage meldt: de wildeman Reuben. Peggy is dan een tiener, en wanhopig op zoek naar een minnaar of andere man dan haar vader. Ze trekt elke dag op met deze mysterieuze Reuben, zonder dat haar vader hiervan weet. Gezien de geïsoleerde situatie is dit nogal onwaarschijnlijk, en Fuller strooit met allerhande aanwijzingen dat Reuben niet is zoals Peggy hem opvoert. We hebben hier kortom te maken met een onbetrouwbare verteller. Vanwege het doorzichtige karakter ervan wordt de lezer hierdoor echter niet op het verkeerde been gezet; de geloofwaardigheid van de verteller neemt er enkel door af. Daar komt bij dat de uitgeverij middels een citaat op de cover van het boek de vertelsituatie reeds onthult, dus van enige verrassing is allerminst sprake. Ook de ‘spannende ontknoping’ valt nogal in het water, wanneer uiteindelijk de ware identiteit van Reuben onthuld wordt…
Een andere, nogal misplaatste vergelijking op de achterflap is die met een ‘duister sprookje van de gebroeders Grimm’. Waar sprookjes vele aantrekkelijke elementen bevatten, zoals wonderlijke transformaties of iconische personages, bevat dit verhaal een allegaartje van slappe verwijzingen naar sprookjes. De hut is de tegenpool van het snoephuisje, haar humeurige vader de boze stiefmoeder, en het bos een duistere plek waar gevaarlijke wezens leven. Van magie of verwondering is geen sprake, terwijl de vlucht uit de moderne wereld en terugkeer naar de ongerepte natuur hier volop mogelijkheden toe bieden. Fuller kiest echter voor een rauwe, primitieve versie van de werkelijkheid.
Overigens valt er ook wat aardigs te zeggen over deze roman, die een prestigieuze Britse debutantenprijs won. Zo is de stijl van Fuller bijzonder prettig: heldere en korte zinnen die het plot voortstuwen, waarbij subtiele details niet geschuwd worden. Vooral de beschrijving van de natuur is treffend en levendig. De eerste keer dat Peggy de hut ziet, wordt deze direct fraai geschilderd:
De wanden waren bekleed met houten dakpannen en waar die weggerot waren grijnsden zwarte gaten ons toe, als monden waar de tanden uit geslagen waren. (…) Op zoek naar licht had de bramenstruik het venster weten te bereiken en zijn tentakels staken door het gebroken glas naar buiten en wenkten ons om naar binnen te komen.
Ook bevat het verhaal enkele ingenieus toegepaste motieven, zoals de piano, en met name Franz Liszts La Campanella. Wanneer Peggy in de hut haar moeder mist, die een beroemd concertpianist is, bouwt haar vader een houten piano voor haar, die echt bespeeld kan worden, maar geen klanken voortbrengt. Om dit euvel te verhelpen, zingen de twee zelf de melodie wanneer ze spelen. Het beeld van een verdrietig meisje dat urenlang geluidloze sonates voortbrengt, is even mooi als onheilspellend.
Fuller levert met deze debuutroman geen slecht werk af, maar het boek beklijft allerminst, en nergens verlaat ze de veilige bospaden. Met Onze eindeloze dagen probeerde ze een duister sprookje te schrijven, maar het resultaat is een voorspelbare psychologische thriller.
Willem Goedhart
Claire Fuller – Onze eindeloze dagen. Vertaald door Guus van der Made. A.W. Bruna Uitgevers, Amsterdam. 296 blz. € 19,99.