Recensie: H.T.M. van Vliet (red.) – Dienstbaar tot het einde. Brieven van en aan Elisabeth Couperus-Baud (1923-1958)
Oude gevangen vogel
Toen haar man in 1923 plotseling overleed, was Elisabeth Couperus totaal ontredderd. Tegen een sympathieke bezoeker riep zij: ‘Wat moet ik beginnen, waarom, waarvoor moet ik leven, ik heb niets meer, ik ben nutteloos.’ Ze was meer dan dertig jaar met Louis Couperus getrouwd en hoewel hun huwelijk vrijwel zeker seksloos was, bestond er tussen hen wel een diepe genegenheid. In haar jongere jaren had ze meer van het huwelijk verwacht, misschien toch stiekem op kinderen gehoopt, maar gaandeweg had ze zich verzoend met hun platonische relatie. Op foto’s van het echtpaar kun je zien dat ze het uitstekend met elkaar konden vinden. Couperus schrijft trouwens ook met veel warmte over zijn vrouw in feuilletons. Elisabeth deed niet alleen het huishouden, zij assisteerde haar man ook bij zijn werk. Ze heeft zijn romans in het net overgeschreven (omdat zij alleen zijn handschrift kon ontcijferen) en als zijn eerste lezer hem vaak advies gegeven. Ook deed ze wel onderzoek, bijvoorbeeld als Couperus een historische roman wilde schrijven. Zelf had ze ook literaire aspiraties, maar ze beperkte zich later tot vertaalwerk.
Na zijn dood moest zij de literaire zaken van haar man overnemen en dat ging haar niet goed af. Ze voelde zich onmachtig bij onderhandelingen met uitgevers en vertalers en opereerde – ook in financiële zaken – onhandig. Zoals wel duidelijk wordt uit haar briefwisseling die H.T.M. van Vliet zo consciëntieus heeft ‘bezorgd’, was de nalatenschap van Couperus ook bijzonder gecompliceerd. Mevrouw Couperus probeerde zoveel mogelijk in zijn geest te handelen, maar zeker vanaf de jaren dertig, toen haar kapitaal behoorlijk geslonken was, wilde ze ook wel graag aan zijn werk verdienen. Wat dit betreft had haar man haar echter een slechte dienst bewezen. Om zijn schulden af te kunnen betalen had hij al lang geleden de rechten van zijn werk verkocht aan uitgever Veen. Hierdoor ontving zijn weduwe niets als een boek werd herdrukt. Nu gebeurde dit ook maar sporadisch, want de reputatie van Couperus was tientallen jaren bijzonder klein. Alleen aan de herdrukken van Korte Arabesken, een boek dat bij een andere uitgever verscheen, verdiende zij jaarlijks een paar tientjes.
Wie de voorbeeldig uitgegeven Correspondentie van Louis Couperus kent, door dezelfde H.T.M. van Vliet in 2013 gepubliceerd, weet dat zowel Couperus als zijn vrouw geen buitengewoon begenadigde brievenschrijvers waren. Elisabeth Couperus vond het eigenlijk altijd een corvee. Wie hoopte in Dienstbaar tot het einde dan eindelijk interessante brieven van haar hand te vinden, komt bedrogen uit. Hier opnieuw dezelfde formele en – zo lijkt het – met tegenzin geschreven briefjes, gevuld met plichtmatige frasen. Héél af en toe lees je iets persoonlijks, zoals in de brieven aan Henri van Booven of Fred Batten. Dan opeens noemt zij zichzelf je ‘toegenegen oude vriendin’ of bedelt ze om een bezoekje. Naarmate ze ouder wordt lijkt ze haar masker van beleefdheid wat te laten zakken. Een brief aan Van Booven eindigt ze zelfs met ‘veel liefs’ van ‘deze oude gevangen vogel.’ Gelukkig lees je in de inleiding wel een aantal interessante persoonlijke details. Zo schrijft Van Vliet dat mevrouw Couperus de Nederlandse literatuur met belangstelling bleef volgen. Marnix Gijsen vond ze goed, maar de boeken van Anna Blaman vond ze niks.
Het grootste deel van de brieven in deze uitgave is aan mevrouw Couperus gericht en gaan over rechten, honoraria en andere uitgeverszaken, alleen voor de fanatieke Couperusvorsers interessant. Je ziet in deze brieven de reputatie van Couperus overigens in hoog tempo wegzakken. De enige die naast de weduwe de vlam brandende houdt is Henri van Booven, die in 1933 de eerste biografie over de meester publiceert. Van Vliet schrijft in de inleiding ook het een en ander over de medewerking van mevrouw Couperus aan deze biografie. Hoewel hij bestrijdt dat zij opzettelijk zaken of documenten heeft verdonkeremaand, blijkt toch wel dat ze soms opzettelijk vaag kon doen en niet altijd terecht claimde dat haar geheugen haar in de steek liet. Alles om de reputatie van Couperus maar te beschermen. Van Booven was onvermoeibaar als het om Couperus ging. Zijn krantenartikelen, ingezonden brieven (al dan niet gepubliceerd) en notities, waarvan ook nu Van Vliet weer dankbaar gebruikt maakt, verdienen een aparte uitgave.
Na de oorlog werd mevrouw Couperus – zeer tegen haar zin – het middelpunt van een rel. Geert van Oorschot had het plan opgevat het verzameld werk van Couperus in dundruk uit te geven. Hiertoe werkten de verschillende uitgevers van Couperus samen. Door de redactiecommissie werd besloten dat niet de oorspronkelijke spelling van Couperus kon worden aangehouden, omdat deze te moeilijk voor de moderne lezer zou zijn. Hiertegen kwamen liefhebbers van zijn werk in opstand, er werd zelfs een petitie aan de minister gestuurd. Ook maakte men zich kwaad over het feit dat bijvoorbeeld niet alle feuilletons werden opgenomen. Op mevrouw Couperus werd grote druk uitgeoefend het kamp van de protestgroep te kiezen. En hoewel ze het inhoudelijk met hen eens was, stemde ze toch in met de uitgave omdat ze wist dat haar man een dergelijke complete editie altijd graag had gewild. Ze maakte een nog grootser gebaar. Van Oorschot kwam persoonlijk bij haar op bezoek en verzocht haar af te zien van een honorarium omdat de uitgave al zo duur werd. Elisabeth Couperus, die in deze jaren op de rand van de armoede leefde, stemde met zijn verzoek in. Niets mocht de uitgave in de weg staan. Op een foto uit 1952, die in het boek is afgedrukt, kun je zien hoe een breed lachende Van Oorschot een ernstige Elisabeth het eerste exemplaar van de Verzamelde Werken aanbiedt. Mevrouw Couperus stierf in 1960 (92 jaar oud), vlak voor de herontdekking van Couperus echt op gang kwam.
Doeke Sijens
H.T.M. van Vliet (red.) – Dienstbaar tot het einde. Brieven van en aan Elisabeth Couperus-Baud (1923-1958). Prominent, Baarn. 226 blz. € 19,90.