Ach ja, de Duitsers

Ach ja, de Duitsers – het sentimenteelste volk ter wereld ooit, louter voortgedreven door emoties; bipolaire romantici, nu eens hemelhoog juichend, dan weer des dodes bedroefd, of hoe zeg je dat, en altijd maar weer in de eigen ziel aan het peuteren op zoek naar het waarom, waarom, waarom, tot er ergens waar dan ook, desnoods aan de andere kant van de wereld, iets onbenulligs gebeurt wat het monster Trotteldrom doet ontwaken, dat vervolgens blind alles op zijn pad verwoest, waarna men weer overgaat tot langdurige, martelende zelfreflectie, ad infintum.

boll biljarten om half tienNa 1945, toen de geboorteweeën van het Duitse Rijk eindelijk wat afzwakten, was dat nog veel erger dan nu en kreeg het zelfs een naam: Vergangenheitsbewältigung. Dat gebeurde overigens, voor alle duidelijkheid, in beperkte, zij het toonaangevende kring. De socialistische DDR sloot zich met een pontificaal uitgedragen, potsierlijk antifascisme aan bij de Sovjet-Unie en kon daardoor doen alsof de collectieve neus bloedde, terwijl het in de regerende Sozialische Einheitspartei Deutschland, het Ministerium für Staatssicherheit, de Volkspolizei en de Nationale Volksarmee wemelde van de voormalige nazi’s en de Freie Deutsche Jugend van uniformen tot rituelen een kopie was van de Hitlerjugend en de Bund Deutscher Mädel.

In het vrije westen hield het grootste deel van de bevolking zich bezig met Wirtschaftswunder en wist niemand ergens wat van. Alleen in kringen van hogere cultuur werkten de gebeurtenissen door, en nog steeds, tot op de dag van vandaag zelfs, zodat een mensenleven later de Duitsers uit een toxische mix van romantische delusies en onverwerkt schuldgevoel de grenzen openzetten voor miljoenen gelukszoekers en jihadisten, terwijl ze de echte slachtoffers ver weg laten verrotten en hevig ontsteld zijn als Poetin wel iets onderneemt.

Niet de Hitlerjugend

Die zeurende, nooit goed geheelde wond heeft wel weer belangrijke literatuur voortgebracht, ik zou haast schrijven: zoals een zandkorrel in een oester een parel verwekt; al ben ik het met Arjan Peters eens, die in zijn nawoord bij deze herdrukte vertaling wat zucht en mort over het altijd maar weer benoemen van de context, het telkens maar weer oprakelen dat Böll in de jaren dertig weigerde bij de Hitlerjugend te gaan, wat hem later tot het geweten van Duitsland of in ieder geval de Duitse literatuur maakte; niet geheel onomstreden trouwens, de affaire rond Die verlohrene Ehre der Katharina Blume zal iedereen nog vers op het netvlies hebben, maar dat is van later, toen de Duitsers bovenop het worstelen met het oorlogsverleden ook nog eens met hun geweten in het reine moesten komen over de Rote Armee Fraktion, die zich op zijn beurt weer presenteerde als degenen die datzelfde verleden eindelijk dan de genadeslag zouden toebrengen, door middel van de moord op vele onschuldige burgers.

Trümmerliteratur

Van die andere grootheid van wat Trümmerliteratur is gaan heten, naar analogie van de Trümmerfrauen die de puinhopen na de bombardementen opruimden, is ook een vertaling in herdruk verschenen, maar de directie van dit literaire magazine heeft het bespreken van twee boeken in één recensie verboden, dus mopperen over waarom dat boek ineens De blikken trom heet en niet zoals het hoort De blikken trommel en in een breder verband waarom vrijwel iedere Nederlandse uitgever kosten noch moeite spaart om titels altijd zo te vertalen dat die ook maar in de verste verte niet meer op het origineel lijkt schuiven we even door, net als snerende opmerkingen over dat Grass zich decennialang, pijp in de mond, besnord en met opgeheven, vermanende vinger door de Duitse politiek en cultuur bewoog, maar zijn eigen bijdragen aan de nationaal-socialistische oorlogsinspanning gemakshalve vergat, wat toen de aap uit de mouw kwam tot hevige consternatie leidde en slaapverwekkende discussies over de vraag of je zijn boeken nog wel zou kunnen lezen, zie ook Céline, met dit verschil dat die er nooit doekjes om wond en Grass’ grootste falen zijn mateloze hypocrisie was – wat overigens niets afdoet aan de literaire waarde van zijn werk.

Vergeet de nazi’s

Heinrich Böll dus, leefde van 1917 tot 1985, Nobelprijs in 1975, publiceerde Billard um halb Zehn in 1960, in het midden van zijn schrijvende leven. Het verhaal speelt op één en dezelfde dag, 6 september 1958; een korte vertelde tijd dus, maar de verteltijd strekt zich tot ver voor de Eerste Wereldoorlog uit. De personages hebben onderling verweven geschiedenissen met op de achtergrond de grote historische gebeurtenissen, waarbij tegenstellingen op alle mogelijke manieren en niveaus een rol spelen en de fragmentarische vertelling bij elkaar houden, maar dat kunt u allemaal nalezen in de syllabi van de letterenfaculteiten wereldwijd die de roman in hun curriculum hebben opgenomen.

Waar ik hier voor zou willen pleiten is het rigoureus kappen van de contextuele bomen, opdat wij het achterliggende bos weer kunnen zien. Vergeet de nazi’s, Grass, Poetin, DDR, Vopo, SED, Stasi, jihadisten, Merkel, Goethe, Joyce; wis alles wat tot uitkauwens toe over dit boek is gezegd uit uw denkraam; breek het hoofd niet langer over rol en functie van dynamica en statica in hun onderlinge verhouding en hoe we het biljartspelen uit de titel kunnen verklaren en gebruiken bij verdere duiding. Sla in die geestestoestand het boek open en laat u overdonderen.

Enno de Witt

Heinrich Böll – Biljarten om half tien. Meulenhoff, Amsterdam. 304 blz. € 19,99.