Recensie: Mathijs Deen – Onder de mensen
De kracht van verstilling
De blurb, de quote is al jaren ook gemeengoed in het boekenvak. Enthousiasmerende regels uit recensies, rijkelijk voorzien van sterren of ballen, lovende uitspraken van bekende, goedverkopende schrijvers en, marketingtechnisch het allerhoogste, de meningen van ons aller tv-boekenpanel verschijnen tegenwoordig kort samengevat ook op het voorplat van een boek, soms zelfs net zo groot als de titel of de naam van de auteur. Het zal. Vaak wordt er, net als in de flaptekst, op zo goed als niets afgeronkt, is het allemaal schier ophemelarij van de promotieafdeling. ‘Mathijs Deen is een superieur stilist.’ – Het Parool staat er, overigens in bescheiden letters, bovenaan op het voorplat van de roman Onder de mensen van Mathijs Deen. En dat valt na lezing van deze bijzondere roman alleen maar hartstochtelijk te onderschrijven.
Er zit ook een sticker op met ‘50 jaar Thomas Rap’ en de kwalificatie ‘De herontdekking van het jaar’. Vooruit ook hier gaan we, het is tenslotte pas eind mei, nog wel in mee. De roman is eerder in 1997 bij uitgeverij Passage verschenen onder de titel Moeder Doen. Onder de mensen is een bewerking. Geslaagd, zonder de oorspronkelijke uitgave te hebben gelezen. De uitgeefwereld wemelt van de herontdekkingen. Maar in dit geval kan er beslist geen bezwaar worden aangetekend. De sticker kan er overigens gemakkelijk af. Het zorgt voor een mooi rustig beeld dat bij de ingetogen, beeldende stijl van Deen past.
Geen poëtisch wonderproza, geen uitweidingen of ellenlange zinnen, maar klare taal, die door een kleine twist in betekenis een enorme lading krijgt. Onder de mensen heeft de onderhuidse kracht van Birk van Jaap Robben, of beter nog: is van het verstillende kaliber van Gerbrand Bakkers Boven is het stil. (Zo, daar is de volledig gemeende blurb.)
Het begint al bij de titel. Jan de aardappelboer en Wil de vrouw die hij via een advertentie leert kennen, zijn allesbehalve mensen die zich graag publiekelijk vertonen, die graag onder de mensen komen. Jan woont alleen op een afgelegen boerderij, laten we zeggen ergens in het noorden van het land. De slogan van de provincie Groningen gaat volledig op voor Jans woonstee. Er gaat letterlijk niets boven de boerderij, behalve de dijk die beschermt tegen de oprukkende zee. En het is juist die zee waar Wil naar op zoek is. De zee die in de vorm van een poster in haar meisjeskamer vroeger ook al een rustpunt was.
Deen weet vanaf de allereerste zinnen – ‘Ergens, ver in het noorden, staat tegen de deltadijk een boerderij als een wachtend werkpaard met zijn kont naar de zee. Het is een groot, bruin achterwerk van riet, zonder deur en zonder raam.’ – de beklemmende, bevreemdende sfeer vast te houden. (Zo simpel, zo sterk kan een metafoor zijn. De roman is verder fijn metafoorvrij.) De schrijver gebruikt scènes om het ongemak tussen de (twee) mensen te laten voelen. De roman is heel zintuigelijk en laat – af en toe op Beckettiaanse manier, doordat Jan en Wil gladjes langs elkaar heen praten – duidelijk het onvermogen van de menselijke communicatie zien en voelen.
Zonder een mens om hem heen, terwijl hij tegelijktijdig eigenlijk een afwerende inborst heeft, zijn Jans handelingen doordrongen van zinloosheid. Deen legt het gortdroog, maar o zo mooi op je bord:
Als Jan zo meteen zijn bord soep heeft leeggegeten en afgewassen valt er niets meer te verzinnen om te doen. Dan is het leven af.
Jan worstelt met zijn dilemma, weet zich geen raad met de zinloosheid. Kort nadat hij het bedrijf had overgenomen, waren zijn ouders in het dorp gaan wonen. Als beloning voor jarenlang zwoegen op de boerderij gaven de twee zichzelf een vakantiereisje naar Oostenrijk cadeau. Aldaar raakten ze van de weg, belandden in een meer en verdronken. Ja, Deen weet wel hoe hij terloops zo het een en ander uit het verleden van zijn personages naar voren moet halen. Lekker gruwelijk laconiek. Moeder had nog wel voordat ze weg ging voor Jan twee vrieskisten volgepropt met zelfgemaakte soepen en stamppotten waarop Jan wel anderhalf jaar kan teren. Een hoeveelheid die Deen treffend als ‘totalitair’ omschrijft. De moeder die haar kind niet kan loslaten, die nog steevast (ook nu ze dood is) hem controleert, die hem altijd met ‘jongen’ is aan blijven spreken. Hetgeen overigens later voor een herkenbare situatie met onbegrip zorgt wanneer Wil hem ook zo aanspreekt.
Zoals te verwachten houdt Deen het ‘boer-zoekt-vrouwgedeelte’ uiterst sober. Hier wordt, en nergens in de roman, met veel emoties gespeeld – behalve met die van de lezer. De advertentie behelst niet veel meer dan: ‘Boerenzoon zoekt vrouw. Woont alleen. 80 ha.’ Hij krijgt vier brieven, naar later zal blijken allemaal van dezelfde vrouw, die naar believen dus elke identiteit aan wil nemen om naar een plek te kunnen vluchten die overzichtelijk voor haar is.
Deze ‘Wil’ komt op bezoek. Allemachtig wat een ongemak. Ze zien eigenlijk beiden helemaal niets in elkaar. Zij vindt zijn lijf bonkig, zijn huid nadien pijnlijk hard. Hij kan nauwelijks zinnelijkheid bij haar ontdekken. ‘Op zijn stille zoektocht komt hij alleen plooien, naden en stiksels tegen.’ Een vrouw met een wollen vest tot op de bovenbenen, opgegroeid in een huis vol ruzie, die verveling juist als iets goeds beschouwd, dan is er tenminste stilte.
Geluk wordt vaak overschat. De zoektocht ernaar is veelal moordend. Wil – die eigenlijk Irene heet – stelt Jan voor om een contract te maken. Een convenant om elkaar geen last, geen ellende te bezorgen. Een nieuwe invulling van het begrip ‘samenlevingscontract’. Ergens is dat Jan ook wel goed. Het lucht hen beiden op, maar het bezwaart hen toch ook. Wil probeert wel degelijk Jan te vangen in haar net, maar raakt ze er zelf eigenlijk niet in verstrikt? Jan waarschuwt haar dat het de vrouwen van buiten altijd slecht is vergaan in zijn familiegeschiedenis.
Allemachtig, wat schuren deze mensen (mooi) langs elkaar heen. Prachtige scènes, als Wil bijvoorbeeld zonder medeweten van Jan met een kruiwagen de diepvriesmaaltijden in de zee dondert. Op een bepaalde manier gaat ze daarbij steeds meer op zijn moeder lijken. Bekentenissen, toenaderingen, worden, al dan niet onbedoeld, meteen met wedervragen, met plotselinge wisselingen van onderwerp teniet gedaan. Maar toch blijven de twee bij elkaar, ergens is hun samenlevingsvorm toch geslaagd.
Zo vanaf pagina 172 zijn mooie eindzinnen te vinden. Wanneer ze voor de regen schuilen in een babyzaak bijvoorbeeld en Wil heel professioneel kleertjes en knuffels uitzoekt. ‘Wat kan jij goed liegen,’ zegt hij. ‘Je moest eens weten,’ zegt Wil en dan hebben ze opeens zoveel lol samen als ze nog nooit hebben gehad. Deen zorgt nog voor een gloedvol slot, niet verrassend maar wel uiterst hoopvol.
Deen is een meester in het laten zien van gemengde gevoelens zonder ook maar eenmaal over de schreef te gaan wat sentimentaliteit betreft. Hij is heel precies in zijn taal en in zijn beelden, is een meester van de verstilling. Dit alles zonder dat je het idee hebt dat er veel gesnoeid is. De tekst voelt nergens beknot aan, maar juist bijzonder natuurlijk. Een waarachtig verhaal, een rurale roman, zonder de typische diskwalificerende eigenschappen van de streekroman. Een boek waar geen negatieve kanttekeningen bij te maken zijn, dat herlezing keer op keer waard is, waarvan je langzaam kunt genieten. Onder de mensen moet beslist, nu ja, onder de mensen komen.
Guus Bauer
Mathijs Deen – Onder de mensen. Thomas Rap, Amsterdam. 208 blz. € 19,99.
Guus! dank je voor de tip van vorige week: je had helemaal gelijk: indrukwekkend verhaal, beeldend en boeiend geschreven (en ik herkende Bakker natuurlijk ook)
zocht een recensie op en ja hoor: Guus natuurlijk!
lees nu weer verder, want nog niet uit: heerlijk