Recensie: Philip K. Dick – De man in het hoge kasteel
Een onheilspellende twijfel aan alles
Philip K. Dicks De man in het hoge kasteel is voor de verandering eens geen sciencefiction, maar een what if-roman, en binnen dat subgenre één van de hoogtepunten. We schrijven 1962 (ook het jaar van verschijnen), Japan en Duitsland hebben de Tweede Wereldoorlog gewonnen, met een bijrol voor Italië, en respectievelijk de west- en de oostkust van de Verenigde Staten bezet. Daar tussenin ligt een Vichy-staat. De man in het hoge kasteel is Hawthorne Abendsen, de schrijver van een controversieel en door de Duitsers verboden boek binnen dit boek; ook een what if, maar dan één waarin de As-mogendheden de oorlog hebben verloren, maar wat daarna gebeurde lijkt nauwelijks op wat in onze geschiedenisboeken staat.
Het boek opent met Robert Childan, eigenaar van een antiekwinkel in San Francisco, waar vooral Japanners voor veel geld Americana kopen, objecten als Micky Mouse-horloges, die voor hen veel waarde hebben. Een deel van zijn assortiment betrekt hij van een fabriek waar Frank Frink werkt, tot hij voor zichzelf begint en een heel nieuwe plotwending in gang zet. Frinks ex Juliana woont in het neutrale Denver en krijgt een relatie met Joe Cinnadella, een vrachtwagenchauffeur van Italiaanse origine. Cinnadella echter blijkt – niet als enige – niet wie hij zegt te zijn, net als Frink, die eigenlijk Fink heet, en de spelers in een geopolitieke subplot.
Als onderstroom is er een voortdurende, onheilspellende twijfel aan alles. Onzekerheid blijft tot het bittere einde troef. Een bezoek dat Juliana aan Abendsen verandert daar niets aan. Net zomin als de raadselachtige Japanner Tagomi, die in San Francisco een bescheiden diplomatieke rol speelt, antwoorden vindt op zijn ultieme levensvragen.
Het heen en weer schakelen tussen verschillende vertellers maakt de vervreemding alleen maar groter, voortdurend voelt de lezer de grond onder zijn voeten verdwijnen. Er is daarbij een vreemd soort dialectiek aan het werk. Werkelijkheid en fictie zijn inwisselbaar, en daardoor lege begrippen, maar wat we daarmee moeten of wat de uitkomst is weet niemand. Het toeval bepaalt, tenzij je gelooft dat de door een aantal personages gebruikte I Tjing inderdaad doel en richting aangeeft, maar zelfs dat wordt niet duidelijk. Het schijnt, om de verwarring compleet te maken, dat Dick zich ook tot het Boek der Veranderingen heeft gewend bij het schrijven, maar of dat iets heeft uitgemaakt en wat dan blijft ongewis.
Deze vertaling wordt voorafgegaan door een beschouwing van Ursula K. Le Guin, waarin ze een aantal sneren uitdeelt over Dicks stijl. Volkomen ten onrechte, hij is en blijft een geweldige schrijver met een eigen, zeer directe stijl. Die directheid gaat ook op voor de inhoud. We krijgen geen oeverloze verklarende verhalen over hoe het allemaal zo gekomen is, maar starten in media res, waarna we stukje bij beetje en tussen de bedrijven door vernemen wat er in de observatie van de vertellers is gebeurd, waarbij het onderscheid tussen wat echt is en wat niet zorgvuldig buiten beeld wordt gehouden. Ook wat dat betreft doet het denken aan Pynchons The crying of lot 49, dat twee jaar later verscheen en zich eveneens afspeelt aan de westkust. Wat natuurlijk toeval kan zijn, of misschien ook niet.
Fijn dat de rakkers van Lebowski opnieuw een meesterwerk hebben afgestoft, zeker nu het door de Amazon-serie weer volop in de belangstelling staat. Complimenten voor de maker van deze nieuwe vertaling, Irving Pardoen. De vorige schijnt niet geweldig te zijn geweest, maar die heb ik niet gelezen, dus daar kan ik niets over zeggen. Pardoen heeft een prima prestatie neergezet, zwichtte godzijdank niet voor de benepen tijdgeest en schrijft onbekommerd ‘spleetoog’ waar een Japanner wordt bedoeld, zoals het hoort.
Enno de Witt
Philip K. Dick – De man in het hoge kasteel. Vertaald door Irving Pardoen. Lebowski, Amsterdam. 340 blz. € 19,99.
De man in het hoge kasteel besteld bij plaatselijke bibliotheek.
Ik zie er reikhalzend naar uit!