Recensie: Jerker Spits – Staalhelmen en curryworst
In elk gehucht een Wurstbude
Veel Nederlanders, de gestolen fietsen tijdens de bezetting nog in het achterhoofd, geven af op onze oosterburen, zetten ze weg als worst-, spek- en zuurkoolvreters, als kuilengravers op het strand. Sportoverwinningen op Duitse teams, vooral die in het voetbal, worden gevierd als heroïsche zeges op het slagveld. Maar Duitsland is evengoed het hele jaar door een favoriete bestemming om er een paar dagen tussenuit te gaan of wat langer vakantie te vieren. Niet te ver weg en over het algemeen goedkoop.
De gunstige woningprijzen zorgden ervoor dat er grote ‘Hollandse gemeenschappen’ zijn ontstaan in de grensstreken. De plaats Elten bijvoorbeeld, op pakweg twintig kilometer van Arnhem, bestaat inmiddels voor bijna de helft uit mensen met de Nederlandse nationaliteit. Elten is na de Tweede Wereldoorlog een aantal jaren Nederlands grondgebied geweest, maar de aanwas is toch vooral ontstaan in het nieuwe millennium. Opvallend genoeg integreert een grote gedeelte van deze ‘nieuwe Duitsers’ helemaal niet. Ze werken in Nederland, doen hun kinderen daar op school en sluiten zich in de avond op achter hun schuttingen. In de Eifel struikel je over tweede huisjesbezitters van Nederlandse origine. (Met her en der redelijk grote concentraties van schrijvers en boekhandelaren.)
Wat weten we daadwerkelijk over de oosterburen en wat zijn hardnekkige misvattingen? Germanist Jerker Spits, die regelmatig over Duitse cultuur en politiek publiceert in Trouw en De Groene Amsterdammer, schreef een uiterst informatieve handleiding over de Duitse cultuurgeschiedenis, getiteld Staalhelmen en curryworst. Nazi’s en worst. Ja, Duitsland heeft veel gitzwarte geschiedenispagina’s gekend en je vindt in elk gehucht wel een Wurstbude. Maar daarnaast is het land in de loop der eeuwen ook een bron geweest voor onze beschaving. (Na Frankrijk heeft Duitsland overigens het grootste aantal restaurants met drie Michelinsterren. En ook nog een kleine driehonderd zaken met één of twee.)
De vijftien lemma’s die Spits behandelt, laten zien dat er veel meer te vertellen is, dat het, zoals altijd, een stuk genuanceerder ligt. Het boek ontstijgt de anekdotiek doordat er nieuwsgierig makende dwarsverbanden worden gelegd, terwijl tegelijkertijd de hoofdstukken toch op zich als essays aangaande één thema te lezen zijn. Het boek krijgt daardoor het karakter van een compact enthousiasmerend naslagwerk.
In ‘De piano’ bijvoorbeeld lees je over vader en zoon Bach, over Felix en zijn zusje Fanny Mendelssohn op bezoek bij Goethe – waarbij je gelijk vooral over Fanny verder wil lezen, omdat haar net zo grote talent werd gefnuikt en er nog meer dan 250 liederen van haar hand ongepubliceerd zijn –, over de nieuwe muziek van Stockhausen, over de piano waarmee de ‘Duitse ontwikkelde burger zich onderscheidde’ en evengoed over de robotpop van Kraftwerk, die met hun afstandelijkheid lichtjes de spot dreven met de nuchtere insteek van bondskanselier Helmut Schmidt in de jaren zeventig. Het is de vraag of dat spel door de gemiddelde Duitser juist is geduid. De gemiddelde Duitser en onderkoelde, laten we zeggen Engelse humor, ironie, is nog steeds een wat lastige combinatie.
Ook gevoeglijk bekende zaken zet Spits met interessant cijfer- en feitenmateriaal op een rijtje – zoals de ontwikkeling van de Volkswagen en die van de Trabant, en daarmee de start van de voor de Duitse economie zo belangrijke auto-industrie – maar Staalhelmen en curryworst heeft nergens iets van een Wikipedia-boek. Het maakt een begin met het blootleggen van de complexiteit van een cultuurlandschap, zet aan tot verder verdiepen. Aan de achterin opgenomen literatuurlijst zou ik wel de werken van Hans Fallada willen toevoegen. Een schrijver die ten slotte het Duitse Keizerrijk, de Republiek van Weimar, nazi-Duitsland en het begin van de DDR heeft meegemaakt.
Guus Bauer
Jerker Spits – Staalhelmen en curryworst. Van Oorschot, Amsterdam, 190 blz. € 14,99.