Essay: Koen Schouwenburg over feminisme en literatuur
Notities van een klootzak
Beginzin van de film Feuten: Het Feestje: ‘Jongens zijn gewoon klootzakken.’
Openingszin van Pussyalbum, de debuutroman van Stella Bergsma: ‘Mannen zijn klootzakken, vrouwen zijn kuthoeren.’
‘Laat ook mannen spreken over feminisme en literatuur geschreven door vrouwen,’ schreef Jannah Loontjens. Laat ik dat dan doen. Het is misschien een mooie manier om te mislukken. ‘We mislukken namelijk bijna altijd,’ schreef Clarice Lispector.
I
De geniale vriendin van Elena Ferrante en de andere delen van haar Napolitaanse romans zijn gaaf terwijl het behoorlijk conventionele romans zijn. Ik heb het eigenlijk niet zo op romans over de kindertijd en De geniale vriendin gaat over de kindertijd van Elena en Lila die opgroeien in een achterstandswijk in Napels.
Misschien dat sommige (professionele) lezers de Napolitaanse romans verdacht vinden, aangezien deze cyclus verslavend en meeslepend is. Maar deze romans zijn zeker kwalitatief hoogstaand, voornamelijk door de combinatie van reflectie en beleven; de oude Elena vertelt en reflecteert soms impliciet soms expliciet op de handelingen, gebeurtenissen en gevoelens van de jonge Elena en Lila. Daardoor krijg je niet dat vernauwde perspectief van een kind en door deze combinatie van vertellend-ik en belevend-ik is de psychologische spanning van de personages direct doch subtiel zonder opdringerig te zijn. De stijl lijkt (expres) ietwat ongepolijst, alsof ik-verteller Elena geen keuze heeft: het verhaal moet verteld worden. Lila wil verdwijnen en ‘het hele leven dat ze achter zich had uitwissen.’ Elena begrijpt dat we worden gevormd door het verleden en het vertellen is een poging – zonder de zaken te verdraaien – om grip te krijgen op het verleden.
Laten we maar eens zien wie dit keer zijn zin krijgt, zei ik bij mezelf. Ik zette de computer aan en begon onze geschiedenis op te schrijven, alles wat ik me ervan herinner, tot in de details.
Ferrante voert een indrukwekkend scala aan uiteenlopende en boeiende personages op; van zelfingenomen professors tot leden van de Gamorra en arbeiders die worstelen om hun gezin te onderhouden. Terwijl Elena verder leert, moet Lila haar eductie staken en gaan werken. Elena maakt haar opleiding af en na Lila’s bruiloft vertrekt ze naar Pisa om te studeren en schrijft ze een autobiografische roman. Na de publicatie van deze roman ontmoet ze onder meer paternalistische critici en professoren die het boek becommentariëren en Elena allerlei tips geven. In de Volkskrant schreef Edwin Krijgsman een teletekstje over Wie vlucht en wie blijft (het derde deel) op dezelfde toon als de oude witte mannen die Elena moet aanhoren.
Er hangt een opgewonden sfeer rond Ferrante omdat de auteur haar/zijn ware identiteit nog steeds geheim weet te houden. Laten we het van de zonnige kant bekijken. De Napolitaanse romans van Elena Ferrante (…) is een premium soap, heerlijke vakantielectuur voor op het strand.
Een premium soap. Please. Volgens mij werd hij, net als ik, meegesleept door die romans, maar kon hij niet ontdekken waarom deze romans zo goed zijn. Misschien dat z’n oordeel en toon daarom wel overeenkomen met die van de critici en professoren die Ferrante opvoert in dit derde deel.
En toen kwam Maarten ’t Hart. Hij hield een wat schizofreen praatje over deze romans en kwalificeerde ze onder meer als ‘bijzonder’ en ‘steengoed’. Nu ken ik ’t Hart alleen van zijn moestuin en dat zal wel mijn beperking zijn, aangezien er professionele lezers zijn die ervoor pleiten dat hij de P.C. Hooftprijs verdient. Hij snapte heel goed waarom vrouwen dit graag lezen. Echt iets voor vrouwen dit. ‘Prachtig gedaan, maar beperkt,’ was het eindoordeel want hij miste van alles, dieren, muziek, het landschap, vergetend dat Ferrante haar boeken niet schreef naar de specifieke wensen van Maarten ’t Hart. Hij vond de boeken humorloos en volgens hem had Ferrante haar romans geschreven met een ‘bitter mondje’. Opgroeien en leven als vrouw in het katholieke Italië van de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw, lijkt me, net als opgroeien en leven in een achterstandswijk niet echt geestig. Of zoals Jay-Z zou zeggen: I’m from the hood stupid! What type of facts are those?
***
The Girls van Emma Cline heeft dezelfde narratieve structuur van reflecteren en beleven. De oude Evie vertelt over haar periode bij een sekte die overeenkomt met de creepy familie van Charles Manson. Ze was veertien jaar toen ze in contact kwam met deze moordlustige sekte. Deze roman is misschien minder benauwend dan Van der Heijdens meesterlijke Het schervengericht (gebaseerd op Manson en Polanski), maar het is wel een zeer goed boek. In The New York Times stond een onnozele recensie van Dwight Garner. Hij wil dat ze schreeuwt en niet fluistert, maar juist door de zachtheid van de zinnen is het een goed boek. De inhoud is namelijk explosief genoeg en een schreeuwige stijl zou het opdringerig en kitschy maken. Garner vond het een slecht boek, maar eigenlijk wist hij niet zo goed waarom.Tenminste, mij werd het niet duidelijk, behalve zijn bullshitargument van te veel tell en te weinig show, maar Cline is geen filmmaker. Juist door het vertellen ontstaat reflectie, met als gevolg de sterke compositie van de roman. Evie impliciert in het begin van de roman dat ze een onwetende meeloper was. Nadat ze het verhaal grotendeels heeft verteld, reflecteert ze:
There are times I try to guess what part I might have played. What amount would belong to me. It’s easiest to think I wouldn’t have done anything, like I would have stopped them, my presence the mooring that kept Suzanne in the human realm. That was the wish, the cogent parable. But there was another possibility that slouched along, insistent and unseen.
Net als ’t Hart over Ferrante, vond Garner The Girls een humorloos boek, maar in een sekte als die van Manson valt niet veel te lachen, helemaal niet achteraf, na al het gemoord. Je hoeft geen lid te zijn te geweest om dit te bedenken, de naam Charles Manson googelen volstaat.
***
Kate Tempest ‘ain’t nuthing ta fuck wit.’ Ik besloot haar debuutroman The Bricks that Built the Houses te kopen toen ik las: ‘Haar grote voorbeelden zijn Virginia Woolf, Samuel Beckett, James Joyce en de Wu Tang Clan.’ Ik kocht het niet vanwege de combinatie Woolf & Beckett, maar door de combinatie Joyce & Wu Tang Clan.
Zonder dat haar familie het weet is Harry een drugsdealer, bijgestaan door haar beste vriend Leon. Becky is danseres, maar daar kan ze niet van rond komen. Daarom is ze ook masseuse die haar klanten op het einde een happy end bezorgt. Becky’s vriend Pete is een jaloerse jankerd die het niet kan accepteren dat ze dit bijbaantje heeft, maar hoe hard en hoe vaak hij erover klaagt, ze blijft ‘masseren’.
De personages strijden tegen de hardnekkige eenzaamheid: de lesbische Harry door haar geaardheid, Becky door de danswereld en het gebroken gezin waaruit ze komt en Pete door onder meer zijn proustiaanse jaloezie. ‘Welcome to the meaning of individual. We’re each deeply alone here. It’s what we all have in common, this aloneness,’ zegt Hal in David Foster Wallace’s Infinite Jest.
De lyrische eerste bladzijden van de roman alleen al zijn de aanschafprijs van het boek waard.
People are killing for gods again. Money is killing us all. They live under a loneliness so total it has become the fabric of their friendships. Their days are spent staring at things. They exist in the mass and feel part of the picture. They trust nothing but trends. The most that they can hope for is a night out smashed to pieces, sloppy-faced from booze and drugs that hate them in the morning.
Deze cultuurkritiek is bekend; we kennen allemaal de macht van geld, het moorden in naam van een religie beheerst het nieuws en trends oefenen grote invloed uit op ons leven. Maar Tempest is – in de woorden van rapper Mos Def – ‘lyrically handsome’ en daarom zucht ik niet dat ik dit allang weet. De passage heeft een bedaard rapritme en zit vol sterke alliteratie: ‘part’& ‘picture’, ‘live’& ‘loneliness’, ‘fabric’ & ‘friendships’ en de mooiste: ‘trust’&‘trends’. Woorden die elkaar versterken door klank en inhoud. Het is een poëtische proloog, een aankondiging van de thema’s die Tempest zal uitwerken aan de hand van de vele interessante personages.
Al te vaak hoor je kenners en liefhebbende lezers apodictisch verkondigen: literatuur is stijl. En even zo vaak zeggen ze nooit wat stijl is. Ik weet het ook niet precies. Misschien is het wel: ideeën, meningen, gedachten, hypotheses en inzichten die we al zo vaak hebben gehoord en al zo lang kennen, zo formuleren dat ze niet overbodig zijn zodat we (volgens David Foster Wallace het doel van fictie) echt bewust worden van wat we allang weten. ***
Lucia Stanton, de verteller van Jesse Ball’s nieuwe roman How to Set a Fire and Why, is de hedendaagse vrouwelijke tegenhanger van Holden Caulfield. Holden had het zwaar, want iedereen was phony. Als hij iedereen toen al nep vond, dan is de huidige wereld helemaal onleefbaar voor hem.Volgens Lucia een wereld die wordt beheerst door ‘the false parade of garbage that characterizes modern life.’ De problemen van Lucia zijn concreet: ze woont bij haar tante en ze hebben geen geld. Haar vader is dood en haar moeder zit in een inrichting.
Net als Holden neemt Lucia geen blad voor de mond en zij doet dit ook gewoon waar het schoolhoofd bij is. Lucia moest bij het hoofd komen omdat ze Joe Scott met een potlood in zijn nek heeft gestoken. Hij had met z’n poten aan haar aansteker gezeten, een zippo die vroeger van haar vader was. Ze moet haar excuses aanbieden aan Joe en zijn familie, maar zegt:
I am sorry, I said, that I wasn’t clearer. Don’t touch my fucking zippo, Joe. Eventually, these people are all going to go away and you’ll be left alone. Do you understand?
Lucia is een slim meisje, niet alleen omdat ze Antonin Artauds Het theater van de wereld leest en begrijpt, maar omdat ze een zelfbewuste verteller is. ‘I love getting a thick pile of bills. Even though I hate money. Of course I do, I hate it. But I also like to have lots of it.’ Geld is niet phony voor diegenen die in armoede leven. Idealen kosten geld, money is killing us all. Zo vertelt Lucia: ‘I wanted to be vegetarian once, but it isn’t in the cards. Buying nice vegetables is pretty expensive. Maybe one day.’
Dolend in z’n eentje door New York kan Holden terug naar zijn beschermde wereld wanneer hij wil, hoe nep deze ook is. Hij heeft een vangnet, een luxe die Lucia niet heeft. Medelijden hoeven we niet te hebben met Lucia, we mogen het niet eens hebben. Dit in tegenstelling tot de mannelijke personages van Hanya Yanagihara waarbij we worden gedwongen hen zielig en treurig te vinden zodat we met hen mee lijden.
II
When I was growing up, my mother would sometimes tell me to switch the TV channel to a station with a male weatherman. They usually have the more accurate forecast, she’d say.
The weather people are reading a script, I would say, rolling my eyes. It’s all the same forecast.
It’s just a feeling, she would shrug.
Alas, it isn’t just a feeling. Even if women are consulting the same satellites, or reading from the same script: their reports are suspect; the jig is up.
Dit schreef Maggie Nelson in The Argonauts. Nadat haar boek The Art of Cruelty is uitgekomen, spreekt ze over dit essay terwijl ze zwanger is.
Place me now, like a pregnant cutout doll, at a “prestigious New York university,” giving a talk on my book on cruelty. During the Q&A, a well-known playwright raises his hand and says: I can’t help but notice that you’re with child, which leads me to the question – how did you handle working on all this dark material [sadism, masochism, violence, and so on] in your condition?
Ah yes, I think, digging a knee into the podium. Leave it to the old patrician white guy to call the lady speaker back to her body, so that no one misses the spectacle of the wild oxymoron, the pregnant woman who thinks. Which is really just a pumped-up version of that more general oxymoron, a woman who thinks.’
***
‘We mislukken allemaal bijna altijd,’ schreef Clarice Lispector in 1968. Voor haar was schrijven een manier om te mislukken, voor mij is dat lezen. Dat werd me hardnekkig duidelijk nadat ik het essay We Should All Be Feminists van Chimamanda Ngozi Adichie had gelezen. Vlak voor ik het essay las, zei ik altijd, vol trots op mijn ruimdenkendheid: ‘Het maakt me echt niet uit of een boek is geschreven door een man of een vrouw. Geslacht doet niet ter zake. Ik let niet op gender.’ Maar toen las ik in het essay van Adichie:
And that is part of the problem. That many men do not actively think about gender or notice gender. That many men say, like my friend Louis did, that things might have been bad in the past but everything is fine now. And that many do nothing to change it.
Shit. M’n ruimdenkendheid was dus ruk, ik was deel van het probleem. Dus ben ik feminist geworden en dit is geen bullshitfacebookironie. Ik ben feminist, want Adichie’s definitie van een feminist is ‘a man or a woman who says, “Yes there’s a problem with gender as it is today and we must fix it, we must do better. ”’
In een stukje in Vrij Nederland over vrouwen en literatuur schreef Jamal Ouariachi: ‘Het zal wel weer aan mij liggen, maar over het algemeen houd ik me niet bezig met het geslacht van mijn literaire collega’s.’ Ja, het ligt inderdaad aan jou. Maar is er wel een probleem? Ja, en het stukje van Ouariachi is het bewijs, lees het maar. Zolang er dit soort stukken verschijnen is er dus nog steeds een probleem. Laat er trouwens geen misverstand over bestaan dat een slap boek minder slap is omdat het door een vrouw is geschreven. Een slap boek blijft een slap boek; het geslacht van de auteur verhoogt of verlaagt de kwaliteit nooit.
Zou ik iets te zeggen hebben in het onderwijs, dan zou dit essay van Adichie verplichte literatuur worden (net als James Baldwin’s brief aan zijn neefje in The Fire Next Time). Je kan het klassikaal lezen, want het zijn korte teksten. Je bent er snel doorheen, maar de invloed zal langdurig zijn.
Adichie vertelt over de eerste keer dat ze moest lesgeven. Ze koos voor een bepaalde oufit, kleren die niet te vrouwelijk waren. Willen vrouwen serieus genomen worden, schijft ze, dan moeten ze letten op de kleren die ze dragen. Te vrouwelijke kleren stralen namelijk weinig autoriteit uit. Ze schrijft dat ze nu baalt van haar keuze omdat ze niet gewoon aantrok wat ze wilde dragen, want dit zou – ongeacht of men haar serieus zou nemen of niet – een goede les zijn geweest voor haar (vrouwelijke) studenten.
Nadat ik dit essay had gelezen zag ik een aflevering van The Daily Show waarin een stuk over de Clintoncampagne werd behandeld. Clinton kreeg de steun van de progressieve senator Elizabeth Warren. Ze stonden op het podium en beiden droegen een blauw broekpak. Trevor Noah liet zien hoe oude witte mannen, mannen die zichzelf serieus nemen als politiek commentaar, de kledingkeuze van deze vrouwelijke politici belachelijk probeerden te maken. Het bleef bij proberen, want ze maakten vooral zichzelf belachelijk. Vrouwlijke journalisten en commentatoren deden hier trouwens ook aan mee. Noah, die deze lui kapot maakte, eindigde met een foto van de Republikeinse kandidaten voor de nominatie: allemaal mannen in een pak, zelfde kleur pak, zelfde kleur overhemd en een rode of blauwe das. Er was niemand die dat vreemd vond.
Adichie schrijft dat ‘it is one thing to know something intellectually and quite another to feel it emotionally.’ Dit is een belangrijk onderscheid voor figuren die te pas en vooral te onpas oordelen en veroordelen, maar ook voor figuren zoals ik die trots waren op hun ruimdenkendheid. Het komt overeen met wat Ludwig Wittgenstein schreef aan zijn zus Hermine:
Je doet me denken aan iemand die vanachter een gesloten raam naar buiten kijkt en de eigenaardige bewegingen van een voorbijganger niet kan verklaren; hij weet niet dat buiten een storm tekeergaat en dat de voorbijganger maar ternauwernood overeind kan blijven.
‘Laat ook mannen spreken over feminisme en literatuur geschreven door vrouwen,’ zei Jannah Loontjens. True that, maar alleen als mannen zich kwetsbaar opstellen, bereid zijn om hardop te twijfelen, in plaats van zich te beroepen op de rede, hun beperkte belezenheid en wat krakkemikkige cijfers. Zonder de houding: vroeger was het inderdaad allemaal oneerlijk, nu is dat voorbij, dus wat is het probleem? Onderdrukking in het verleden is niet verholpen door theoretische gelijkheid in het heden.
Koen Schouwenburg
Chimamanda Ngozi Adichie – We Should All Be Feminists. Fourth Estate, London. 2014. 52 blz. De Nederlandse vertaling verschijnt in oktober bij De Bezige Bij.
Jesse Ball – How to Set a Fire And Why. Pantheon, New York, 2016. 283 blz.
Emma Cline – The Girls. Random House: New York, 355 blz. De Nederlandse vertaling is verschenen bij Lebowski.
Clarice Lispector – De ontdekking van de wereld. Vertaald door Harrie Lemmens. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2016. 456 blz.
Maggie Nelson – The Argonauts. Graywolf Press, Minneapolis, 2015. 143 blz. De Nederlandse vertaling verschijnt in september bij Atlas Contact.
Kate Tempest – The Bricks that Built the Houses. Bloomsbury, Londen, 2016. 399 blz. De Nederlandse vertaling verschijnt in augustus bij Meulenhoff.
De Napolitaanse romans van Elena Ferrante zijn vertaald door Marieke van Laake en verschenen bij De Wereldbibliotheek. In oktober 2016 verschijnt daar ook het vierde en laatste deel.
(afbeelding hierboven: Heksen toveren tijdens heksensabbat – detail, Hans Baldung Grien, 1510, houtsnede, via het Rijksmuseum)