Recensie: Elie Wiesel – Open hart
Het gevoel dat ik eigenlijk nog niet eens begonnen ben
Als tienerjongen was Elie Wiesel (30 september 1928 – 2 juli 2016), zoon van orthodoxe joden van Hongaarse afkomst levend in Roemenië, in Auschwitz en Buchenwald dagelijks geconfronteerd met de dood, met de bewustwording ook van de vergankelijkheid van het eigen lichaam. Het heeft zijn (schrijf)leven getekend. Hoe overleef je het overleven, hoe kun je de woede de baas worden en uiteindelijk toch voor de menselijkheid kiezen? Laat je een persoonlijkheidsverandering toe of niet? Welke verhouding heb je na dergelijke verschrikkingen als gelovige jood met je God, word je agnost? Wiesel heeft er (zijdelings) bijna zestig boeken aan gewijd.
Zelfs wanneer hij zich op andere thema’s stortte, leek dit toch eerder te zijn om juist los te komen van de Holocaust. De eerste tien jaar na zijn bevrijding wilde hij niets weten van het delen van zijn ervaringen. De Franse Nobelprijswinnaar van 1952, François Mauriac, bracht hem uiteindelijk op andere gedachten. Van zijn roman Nacht werden er alleen al in zijn nieuwe thuisland Amerika uiteindelijk tientallen miljoenen verkocht.
In 2011 moest Wiesel een openhartoperatie ondergaan. Het dwingt de weldenkende mens om opnieuw zijn verhoudingen met zijn naasten, met taal, met God, met de dood onder de loep te nemen. Zonder praatjes, zonder tierlantijntjes. Daar is geen tijd meer voor, ontbreekt ook de noodzaak. Open hart heet het heldere egodocument dat hij hierover schreef. De ondertitel Overpeinzingen van een overlever maakt duidelijk dat Wiesel deze riskante ingreep heeft overleefd en geeft die tegelijkertijd een dubbel karakter.
De hele tekst is doordesemd van doodsangst, de angst voor het sterven zelf, de angst voor de oneer na het overlijden. Heb ik het wel goed gedaan op het persoonlijke vlak, op het gebied van mijn publicaties? In die zin is het ook weer een terugblik op het eerdere overleven. Is het feitelijk een ode aan het leven zelf. Een mooi ingedikt testament, een credo, ingebed in twijfel, in de angst voor zelfbedrog. Er spreekt ook een zekere tevredenheid uit, van de soort die niets van doen heeft met zelfingenomenheid. Daarvoor is dit verslag, deze analyse te eerlijk. Er valt niets meer te verbergen als je denkt op je sterfbed te liggen.
En daar was alle reden toe omdat vijf van zijn slagaders verstopt bleken te zijn. Direct ingrijpen was gewenst, maar Wiesel snoepte toch nog een paar uur af van het ‘ultimatum’ van de chirurg om op zijn kantoor teksten te zoeken, documenten te ondertekenen en afspraken te annuleren, zelf ook wel wetende dat het dwaas was. Maar de gedreven mens laat zich niet zo eenvoudig knechten, zelfs niet door de levensredder of door de dood. Hij was immers ook een fervent voorvechter voor mensenrechten, kwam op voor onderdrukten over de hele wereld, was een van de stichters van de Human Rights Foundation. In 1986 ontving hij als ‘boodschapper aan de mensheid’ de Nobelprijs voor de Vrede.
Veel reden tot twijfel over zijn levensloop hoefde de veel bekroonde activist en schrijver dus niet te hebben. Maar Wiesel toont zich in Open hart, excuus, bijzonder openhartig, lucide ook. Eerder, in 2011, had hij in Florida een dubbele longontsteking opgelopen. Tijdens zijn ziekenhuisopname in verband met de operatie aan zijn hart realiseert hij zich weer dat zijn leven ook in Florida een paar dagen en nachten aan een zijden draadje heeft gehangen. Al kon hij toen, wel vaker bij lijders aan de luchtwegen, wel gewoon lezen, nadenken en mijmeren. Zoals hij zich nu, vlak voor de operatie, afvraagt hoe het kan, hoe het valt te rijmen, dat iemand die met en in de dood heeft geleefd als tiener, nu angst heeft voor het sterven. Of eerder de angst zijn naasten niet meer terug te zien, niet te weten hoe het hen vergaat, geen helpende hand meer te kunnen uitsteken.
Al gelooft hij ook na de dood over hen te kunnen waken. Wiesel geeft een liefdevol beeld van de verbintenis met zijn vrouw, en met zijn enige zoon en kleinkinderen. Hij voert voorzichtige conclusies op, om ze even later net zo snel weer te verwerpen. Juist die ‘dwaalsporen’ zijn interessant. Het ultieme onderzoek van degene die een gevangene is van het eigen lichaam. Lichaam en ziel die uiteindelijk mysterieus blijven.
Ik heb veel geschreven, en toch, ja toch heb ik op dit ogenblik in mijn bestaan, op de drempel van de hemelpoort, het gevoel dat ik eigenlijk nog niet eens begonnen ben. […] Er bestaat een niveau waarop alleen vragen eeuwig zijn, antwoorden zijn dat nooit.
Iemand die beweert werkelijk klaar te zijn voor het sterven, liegt waarschijnlijk. Een van de mooiste en ook pijnlijk herkenbare stukken is het relaas over zijn stervende vader, degene die hij in het ziekenhuisbed aanroept. In het kleine kamp in Buchenwald wenkt de vader zijn zoon. Elie kan de moed en de kracht niet opbrengen om naar hem toe te gaan, om hem te antwoorden. Voor het eerst is hij ongehoorzaam. Je zou dat bijna de drijfveer kunnen noemen voor de daden van Wiesel in zijn verdere leven. In het ziekenhuisbed krijgt hij van zijn vader wel ‘respons’. Het is de grootmoedigheid die Open hart tot een waardevol document maakt.
Guus Bauer
Elie Wiesel – Open hart. Vertaald door Jan Pieter van der Sterre en Reintje Ghoos. Meulenhoff, Amsterdam. 102 blz. € 14,99.