Recensie: Laurent Binet – De zevende functie van taal
Stel dat hij werkelijk een romanpersonage is?
Als Roland Barthes, de beroemde taal- en literatuurfilosoof, in 1980 op klaarlichte dag wordt aangereden door een bestelbusje, dan lijkt het in eerste instantie een gewoon noodlottig ongeval. Niet lang daarna overlijdt Barthes in het ziekenhuis en inmiddels is duidelijk geworden dat hij waarschijnlijk een belangrijk papier bij hem droeg, waarop de zevende functie van taal geformuleerd stond. Roman Jakobson formuleerde ooit zes functies van taal, maar de zevende waarin mensen overtuigd worden én tot handelen overgaan, is wellicht de gevaarlijkste. Hebben we het nog over een ongeval of is er moord in het spel?
Laurent Binet is bekend geworden met zijn prachtige boek HhhH (Himmlers hersens heten Heydrich), waarin de moordaanslag op Heydrich minutieus wordt beschreven, steeds inzoomend op de verschillende hoofdpersonen. Binet breekt af en toe als schrijver in in het verhaal om extra te benadrukken dat hij de feiten fictionaliseert.
In De zevende functie van taal gebruikt Binet hetzelfde procédé, al is nu vanaf het begin duidelijk dat de kern van de roman, de moordaanslag op Roland Barthes, in tegenstelling tot de kern van HhhH, een fictieve is. Daardoor staat er vanaf de start minder op het spel. Het gaat slechts om het idee van de zevende functie van taal en het geeft Binet de mogelijkheid om van zijn boek een soort detective te maken. Speurder Jacques Bayard begeeft zich met de hulp de jonge taalwetenschapper Simon Herzog in de wereld van de taalfilosofen en semiotici. Je krijgt daardoor een kijkje in de Franse en internationale intellectuele wereld en een stoet aan bekenden treedt dan ook als personage op: Julia Kristeva, Michel Foucault, Jacques Derrida, Umberto Eco, Roman Jakobson, Philippe Sollers en Louis Althusser om er maar een paar te noemen. Op de achtergrond speelt de verkiezingsstrijd tussen Giscard d’Estaing en François Mitterand, politici die er natuurlijk baat bij hebben om die mogelijke zevende functie van taal in hun bezit te hebben.
Waar in HhhH de hoeveelheid personages en hun motieven het boek verrijkten omdat ze complexiteit van een historische constructie zichtbaar maakten, gebeurt er in De zevende functie van taal precies het tegenovergestelde: de personages worden karikaturen binnen een thrillerachtig verhaal. Foucault is een oude geilaard die continu met jongensprostituees in de weer, Sollers is een op aanzien beluste wetenschapper die door niemand serieus genomen wordt, Kristeva heeft allerlei Bulgaarse connecties en de meeste taalfilosofen worden geportretteerd als zwatelende zonderlingen, met een positieve uitzonderingen voor semiotici als Eco. Je moet wel erg van het onderwerp en de tijd weten om alle grapjes en zijlijnen te snappen en te kunnen waarderen. Ik heb in mijn vakgebied nog wel het nodige meegekregen over deze wetenschappers en gezien mijn leeftijd ook nog wel het een en ander over de Franse politiek van die jaren, maar ik vraag me af hoeveel inside jokes een roman kan verdragen. Simon loopt bijvoorbeeld door een Amerikaanse bibliotheek en dan staat er:
Hij loopt door de afdeling Psychoanalysis en slaat die van de Nouveau roman in, maar die loopt dood.
Dat is lachen voor de ingewijden, maar voor al die lezers van HhhH ook?
Naarmate de roman vorderde ging hij me steeds meer tegenstaan. Er komen achtervolgingen in voor, rechtstreeks uit de B-film, er komt een exclusieve internationale debatclub in voor waarbij uitdagers een verloren debat moeten bekopen met het afhakken van een van hun vingers, er is zelfs sprake van nog heftigere lichamelijke verminkingen, Binet speelt met de feiten als hij bijvoorbeeld mensen eerder laat doodgaan dan in het echt, en dan komt er ook nog bij dat de personages zelf gaan twijfelen aan hun status:
Terwijl hij achteruitloopt, denkt hij na: stel dat hij werkelijk een romanpersonage is (een idee dat wordt versterkt door de situatie, de maskers, de bijzonder kleurrijke voorwerpen: een roman die niet bang is voor clichés, zegt hij bij zichzelf), wat riskeert hij dan in feite?
Het antwoord op die vraag is: niets, maar erger nog is dat de schrijver zelf ook niets riskeert door zich via dit citaat min of meer te verontschuldigen voor de clichés die hij hanteert. Zo vol als ik was van HhhH, zo koud laat mij De zevende functie van taal.
Coen Peppelenbos
Laurent Binet – De zevende functie van taal. Vertaald door Liesbeth van Nes. Meulenhoff, Amsterdam. 440 blz. € 24,99.