In het oktobernummer van het literaire tijdschrift Hollands Maandblad staat een pinnig stuk van schrijver Philip Huff over de recensiepraktijken van Arie Storm van Het Parool.

Huff komt in het stuk meteen ter zake:

Veel van de boeken die Storm bespreekt zijn kortom overduidelijk meesterwerken of pruldingen, en daarom kan hij als recensent direct met zijn mening beginnen (…).

En:

(…) bij lezing van Storms recensies blijkt dat hij bijna nooit iets literair-inhoudelijks opschrijft over de roman die hij bespreekt.

Maar de schrijver gaat zelfs nog een stap verder. Hij beschuldigt Storm van nepotisme.

Zo stapelen de vijfsterren (in Het Parool gaat het om ballen) juichrecensies zich wel heel erg aan één kant van de weegschaal op, en wel aan de kant van uitgeverij Querido, het uitgeefhuis waar Storms echtgenote Josje Kraamer fictieredacteur is.

Huff heeft namelijk even zitten tellen:

Tussen mei 2012 en november 2014 schreef de Parool-recensent zestig recensies van Nederlandse fictie. Het gemiddelde aantal sterren dat hij uitdeelde (van de 5 mogelijke) was 2,2. Hij besprak elf boeken van Querido (gemiddelde: 4,2 sterren), elf van de Bezige Bij (2,8), tien van Prometheus (3,3) en twaalf van Atlas|Contact (3,5). Storm gaf daarbij vijf keer 5 sterren aan Querido-romans, vier keer 4, en drie keer 2. Nooit ging hij lager.

Om vervolgens zijn stuk te eindigen met:

Dat veel literaire recensies zich tegenwoordig laten lezen als een pastiche op het genre, maakt het allemaal tot een tragedie. Critici als Arie Storm ondermijnen hun eigen habitat. Het is simpel: wie boeken relevant wil houden, moet zorgen dat het boek voorop staat, niet de recensent.

Lees hier het hele stuk.