Polemiek: Abdelkader Benali antwoordt Enno de Witt over culturele toe-eigening
Enno de Witt? Wie is Enno de Witt? De Witt is schrijver van een boek over de grensstreek, fraai in beeld gebracht door Tommy Wieringa voor de VPRO-televisie. Op Twitter spreekt hij zich uit over het kwaad in de wereld, de in zijn ogen georganiseerde religie en zeurende minderheden. Om u een beeld te geven van mijn bekendheid met Enno de Witt, op Twitter valt hij me al jaren te pas en te onpas aan, ik krijg de indruk dat hij geen fan is van mijn werk, mijn verschijning dubieus vindt en toch ontzettend tot me aangetrokken is. Een mens zou er iets van gaan denken.
Hij noemt zich cultuurfilosoof en omgevingsmanager, twee disciplines waarvoor men geen diploma’s hoeft te overleggen. En hij vindt iets van culturele toe-eigening. Sterker nog, hij vindt er heel wat van. Ook daar heeft hij dus verstand, was mijn eerste reactie, toen ik zijn aanval op Karin Amatmoekrim en mij las. Enno de Witt is iemand die een touw zoekt om je aan op te hangen, laat dat voorop staan, hij is er op Twitter maar druk mee. Touw hier, touw daar. Hij strijdt niet met open vizier. Het stuk bulkt dan ook van vooringenomenheid en visionaire voorkennis over hoe wij auteurs over de literatuur zouden denken. Altijd schattig om een buitenstaander schrijvers te horen vertellen wat ze moeten denken, hoe ze moeten denken en, als klap op de vuurpijl, wat ze moeten schrijven. Een non-specialist in literair inlevingsvermogen vertelt specialisten in literair inlevingsvermogen hoe inlevingsvermogen eruit ziet. Voor de mensen die bij culturele toe-eigening een alsjemenou-moment hebben: culturele toe-eigening gaat over de vraag of het iedereen zomaar is toegestaan om specifieke kenmerken van etnische minderheden te gebruiken. Bij literair gewin gaat het om veelal blanke, westerse auteurs die zwarte of gekleurde personages opvoeren in een roman. Ook niet-westerse auteurs doen aan culturele toe-eigening maar omdat hun perspectief anders is, levert het andere teksten op. Teksten die niet of nauwelijks in het Westen worden gelezen omdat het beeld dat er wordt geschetst van de Westerling weinig vleiend is, doortrokken van machtsmisbruik, koloniale willekeur en ecologische ramppolitiek. De literaire wereld is tot op het bot gesegregeerd.
Is natuurlijk allemaal toegestaan in de literatuur, de literatuur doet niets anders dan toe-eigenen. Het is alleen pas recentelijk dat er een nieuwe dialoog op gang is gekomen waarin mensen die zich in die representaties herkennen, vragen stellen bij die representatie. Soms wel, soms helemaal niet. Sommige westerse auteurs schrikken hiervan, deze kritiek, omdat ze tot dan toe in de zalige situatie verkeerden waarin ze op geen enkele manier nadachten over wat een zwarte lezer of niet-westerse lezer zou vinden van die representatie. Dit is een cultureel-demografische ontwikkeling, steeds meer mensen over de hele wereld staan met elkaar in contact en praten over de boeken die op het nachtkastje liggen. Tot zover niks aan de hand. Maar dan komt het. Van sommige mensen zou deze discussie niet mogen bestaan. Volgens Enno de Witt wordt de literatuur als vrijplaats van het denken (zijn woorden, niet het mijne. Een cliché van jewelste) om zeep geholpen. En ik altijd maar denken dat de literatuur juist die ingewikkelde plek was waar ogenschijnlijk simpele vraagstukken ingewikkeld en invoelend werden gemaakt. Noem het negatieve empathie, de schrijver laat je op zeer subjectieve wijze inleven in allerlei standpunten zonder dat je er aan het einde en klap mee opschiet. Van Enno de Witt mogen wij die romanstructuur niet verder bevragen want dat zou de dood van de roman zijn. Kan iemand me wakker knijpen?
Dat ik dit serieuze aandacht geeft is niet de verdienste van Enno de Witt. Ik zeg het maar meteen op de man af: Enno, je hebt het denkraam van een moerbei. Enno, je wilt dat de literatuur net als een romantisch meer onberoerd voor je ligt. Enno, je verwacht dat schrijvers keurig in het gareel lopen van al die andere Nederlandse schrijvers die gewoon schrijven wat de markt van ze verwacht, praten zoals de talkshows dat van ze verwacht en er principes op na houden ergens tussen de KVP en D’66 in. Je leeft in een fantasie, Enno, en je weet het. Waarom zit ik hier dit dan toch aan je te schrijven als ik geen zak geef om je mening? Omdat ik me al langer stoor aan dit nuffige mépris, van jou en vele anderen. Enno, je staat niet alleen, je bent omringd door mensen die net als jij denken dat we niet moeten zeuren. Je bent de Youp van ’t Hek van Twitter maar dan zonder humor, zonder niks, zonder talent, zonder een greintje vermogen tot nadenken over wat literatuur levensvatbaar, geweldig, spannend en ondragelijk schurend maakt. Ga Kluun lezen, baad jezelf in Grunberg, pak de nieuwe Thomése!
Het begint er al mee dat je culturele toe-eigening helemaal verkeerd hebt. Iedereen zit gevangen in z’n eigen cocon en mag er niet uitstappen – dat mag niet van de critici van culturele toe-eigening. Enno heeft het mis. Culturele toe-eigening is al zo oud als Homerus.
Probleem is dat westerse auteurs met groot gemak over alle rassen en kleuren van de wereld mogen schrijven, er voor op het schild worden gehesen en nooit maar dan ook nooit over bekritiseerd zullen worden. Er is een consensus in het literaire veld dat wat westerse auteurs over Anderen schrijven niet alleen literaire, maar ook politieke legitimiteit heeft. They get away with murder.
Schrijft een zwarte auteur, een islamitische auteur of een niet-westerse auteur over jouw soort mensen, over Joden, over witten, dan vallen de vragen als dominostenen over elkaar heen. Hoe haalde je het in je hoofd om over ons te schrijven? Zo zit de wereld in elkaar op dit moment in schrijversland, Enno, en niet anders. Men zit inderdaad gevangen in een cocon. Toen ik debuteerde met Bruiloft aan zee was een veelgehoorde vraag: ‘Denk je dat je ook over Nederlanders kan schrijven?’ Hadden die lezers dan het boek gelezen en anderhalf uur naar mijn betoog geluisterd zonder het opgevallen te zijn dat mijn personages Nederlanders zijn? Is de verwarring mijn gevangenis en is het me verboden die verwarring te lijf te gaan?
Dan beweer je dat niemand iets durft te zeggen over het uitventen van mijn Marokkaanse achtergrond. Durf jij dat tegen Connie Palmen te zeggen of is die kruistocht alleen tegen mij? Durf je dat tegen Maarten ’t Hart te zeggen? Tegen al die auteurs die niets anders doen dan hun achtergrond schaamteloos, zonder enige gêne, dan weer platvloers en dan weer hemels, maar altijd met het oog gericht op de grote aantrekkingskracht die van het authentieke uitgaat, inzetten om een plaatsje in de etalages van de boekhandels te krijgen?
Is je bevrijden uit die cocon niet door onder ogen te zien wat die cocon is door erover te schrijven, ‘m te fictionaliseren, te analyseren om dan tot de conclusie te komen dat de perceptie en receptie van die bevrijding met argusogen wordt bekeken?
Je zegt dat ik in alle vrijheid mijn beroep kan uitoefenen. Wat helaas niet waar is. Ik ben me zeer bewust van mijn privileges, dankzij m’n afkomst die ik naar mijn hand heb gezet, a la Julien Sorel uit Het rood en het zwart; ik ben me er ook zeer van bewust dat niet alles mogelijk is, te wijten aan de totale desinteresse van grote groepen Nederlanders om mijn werk te lezen. Ik kan je tientallen voorbeelden geven van hoe gevoelig alles wat met islam en Marokkaans ligt en hoe die gevoeligheid blokkades opwerpt. Je hebt geen idee. Ik kan je vertellen waarom lezingen niet doorgingen, ik niet mocht spreken, ik titels moest veranderen of toonhoogte moest aanpassen, in het literaire en mediale veld omdat er iets was. Dat maakt mij niet tot een uniek geval. Maar dat maakt mij creatief, speels, ongrijpbaar. Het maakt me gek. Ik ben een kleinkind van Multatuli, jij bent een stamgast met wie hij een biertje gedronken heeft.
Grappig dat jij de vrijheid neemt om mij dan weer Marokkaan dan weer Nederlander te noemen; de vanzelfsprekendheid waarmee je het doet, geeft al aan hoe weinig je bewust bent van de jou toegekende macht. Je eigent jezelf agency toe om bot, ongenuanceerd, lomp en slordig formulerend op mij af te stappen. Je denkt dat je overal mee wegkomt. De toon van je stuk riekt naar stinkende eigendunk, alleen weet je van jezelf niet dat je er niks aan kan doen.
Je schuift ons richting de boekverbranders, Enno, en dat doe je door je argumenten piepknorrend op te tuigen met allerlei insinuaties en verdachtmakingen. Je citeert uit een krantenstuk waarin je genoeg stof vindt om de wereldwijze anti-cultuurrelativist uit te hangen. Je kletst maar wat opgejaagd door je chagrijn en behoefte tot pesten. Je denkt dat je er recht op hebt.
Amatmoekrim heeft een groot punt als ze zegt: je bent een andere wereldburger dan ik. We laten je namelijk niet wegkomen met die liberale verzuchting die aan al het onbehagen een einde moet maken. De verzuchting van: we zijn allemaal wereldburgers, niet als uitkomst van een proces, maar als doel een einde te maken aan alle discussies, gewoon nog een glas te doen en te gaan slapen. Te vaak is Amatmoekrim en mij dit verteld als we waren uitgenodigd om als excuus-allochtonen te praten over diversiteit in de letteren, diversiteit bij de bakker, diversiteit onder homo’s waarna het publiek quasi-geïnteresseerd te hebben naar onze wrevel, onze angsten en onze ervaringen, op ons afstapte met de verzuchting: maar we zijn toch allemaal wereldburgers, het zoenoffer dat gegeven werd om ons weer rustig te krijgen. Ik neem je niet kwalijk dat je de realiteit van de Arabier niet kent, ik neem je wel kwalijk dat je de realiteit van de jakhalzen negeert.
Omdat we allemaal ongelijk zijn kan alleen de literatuur die hiërarchie in kaart brengen, een andere plek is er niet omdat in een wereld waarin iedereen ongelijk is, de machtigen uit de buurt blijven van de armen en de kreupelen niet weten met wie ze handen moeten schudden. Die literatuur laat keer op keer zien dat je subjectieve blik op de wereld nooit een uitkomst is van ‘niet zeuren,’ gebruik je verstand en omarm die dekselse universele waarden nou eens, dan komt het goed. Die literatuur laat zien dat die utopieën over de ideale wereld nergens op gebaseerd zijn; dat het bloed kruipt waar het niet gaan kan, dat wie voor een Ander spreekt daar uiteindelijk de prijs voor betaalt (lees Disgrace van Coetzee!), dat subjectiviteit oneerlijk verdeeld is en dat we allemaal maar slecht luisteren. Literatuur houdt ons bij de les. Lees eens een goed boek.
Abdelkader Benali
Even los van de polemiek met meneer de Witt vallen er eigenlijk geen bezwaren tegen de in dit stuk verdedigde standpunten te verzinnen, vandaar waarschijnlijk dat er niemand reageert. Het is allemaal heel gematigd en redelijk. Hoogstens zou ik nog wel eens willen weten of er iets mis is met Max Havelaar, volgens Benali.
@ Godijn
Er is geen beginnen aan. Laat maar.
Ik denk dat Enno zich stoort aan het claimen van thematiek binnen de literatuur op grond van afkomst. Op zijn beurt stoort Benali zich aan de negatieve kanten van het schrijverschap binnen een literaire scene die voornamelijk bevolkt wordt door mensen met een andere achtergrond. Ik denk dat beiden een punt hebben; het spijtige is dat Enno, en daardoor ook Benali, ad hominem zijn gegaan.
Overigens schiet het stuk van Benali alle kanten op. Het staat ook bol van de taalfouten. Tip: laat met emotie geschreven stukken altijd even liggen, en laat anderen ze redigeren (indien mogelijk).
Baflowski heeft een goed punt: Enno de Witt ging ad hominem, Benali vervolgens ook (wat dan weer jammer is van de inhoudelijke argumenten die hij – anders dan De Witt- daarnaast ook geeft). En dat schiet niet op. Dat Enno de Witt zich na zijn stuk verder niet meer in de discussie heeft gemengd is eigenlijk ook jammer, al is het gezien het ongenuanceerde en ad hominem karakter van zijn eerste stuk mogelijk een zegen. Maar op basis van sommige van zijn recensies zou je dan weer mogen hopen dat De Witt alsnog een CONSTRUCTIEVE bijdrage aan deze discussie zou kunnen leveren? Of kunnen we maar beter met deze discussie ophouden, onder het motto \”er is geen beginnen aan\”?
Dag Nico
Ik ben over de hele linie niet onder de indruk van het inlevingsvermogen van degenen die piepen over culturele toe-eigening, en dat geldt dus ook voor de literatuur.
Westerse auteurs zijn er meesters in, zij hebben daar ook de intellectuele bagage voor.
Coen, het wordt inderdaad niet letterlijk gezegd, maar de suggestie is wel dwingend aanwezig. Zolang de stelling is dat je vragen mag stellen bij de representatie in een roman vanuit je specifieke achtergrond en kritisch mag zijn op de manier waarop iemand met een andere achtergrond die neerzet, heb ik er geen problemen mee. Maar zoals Enno aanhaalt, in de VS is de discussie inmiddels verder gevorderd en wordt er nu concreet gezegd: als witte man mag je niet over minderheden schrijven. En als je een \”non-specialist in literair inlevingsvermogen\” verbiedt iets te zeggen hoe zij die daar wel gespecialiseerd in zijn schrijven, dan leun je gevaarlijk in die richting. En Enno richtte zich in zijn commentaar ook niet op de kritiek die op die representatie wordt geuit, zoals Benali suggereert, maar op Benali\’s suggestie dat alle Westerse schrijvers en lezers niet snappen dan wel zich niet bewust zijn van hoe gekleurd hun eigen representatie is. Los hiervan, ik ben blij dat er een polemiek ontstaat over dit onderwerp en ik volg het met interesse. Het is een onderwerp waar niet genoeg over gedebatteerd kan worden.