Recensie: Chrétien Breukers en Dieuwertje Mertens – Dichters uit de bundel
Dikke bloemlezing
Gilles Dorleijn sprak onlangs bij zijn afscheid als hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde in Groningen over het verschil in waardering toen Drs. P in 1970 en 1980, wel populair was, maar door de literaire kritiek werd veroordeeld tot de stand der cabaretiers en dus niet verscheen in literaire bloemlezingen of literatuurgeschiedenissen, maar later met Komrij en Warren kreeg hij alsnog een plaats in de bloemlezingen en was hij toegelaten tot de literaire hemel.
De canon was veranderd. Dat had te maken met zogenaamde hoge en lage cultuur en het kondigde een algemene reserve aan tegenover ‘intellectuelen’. Joost Zwagerman rekende af met wat hij de hermetische dichters van de leegte noemde en pleitte voor rumoer en beweging. Overigens viel hij vooral de dichters aan die hij navolgers noemde: Wiel Kusters, Huub Beurskens, Frans Budé, Peter Nijmeijer en Marc Reugebrink. Later schreef Ruben van Gogh over ‘gebeurende poëzie’ en werden de podiumdichters en slampoëten opgenomen in bloemlezingen.
Chrétien Breukers en Dieuwertje Mertens schrijven hierover in hun inleiding op Dichters uit de bundel; De moderne Nederlandstalige poëzie in 400 gedichten. De ondertitel is misleidend omdat vele belangrijke dichters ontbreken. Van de al genoemde bij Zwagerman kun je dat verwachten, gezien de nauwelijks verholen afkeer van die zogenaamde hermetische dichters. Om Hans Faverey en Gerrit Kouwenaar konden ze niet heen. Overigens schreef ook Zwagerman later positief over Kouwenaar.
Maar waar zijn Jacques Hamelink, Jan Kuijper, H.C. ten Berge, Anton Ent, C.O.Jellema, Rein Bloem, Tom van Deel, Piet Gerbrandy, Peter Ghyssaert, Jacob Groot, Peter van Lier, Cees Nooteboom, Willem Jan Otten, Margreet Schouwenaar, Hans Tentije, Willem van Toorn, Robert Anker, Jan Willem Anker, Theo van Baaren, Harry ter Balkt, Benno Barnard, Arie van den Berg, Maria van Daalen, Anna Enquist, Chris van Geel, Toon Tellegen?
Chrétien Breukers en Dieuwertje Mertens constateren dat bundels spaarzaam worden verkocht. Bloemlezingen gaan beter. Domweg gelukkig in de Dapperstraat kreeg in 2014 een dertigste druk. Er zijn meer dan 200.000 exemplaren van verkocht. Ook verzamelbundels van bijvoorbeeld Judith Herzberg en Rutger Kopland in pocketvorm waren een succes. Breukers en Mertens schrijven over het paradoxale feit dat bundels zelden een hogere oplage dan 300-500 kennen en dat vele exemplaren in de papiervernietigers terecht komen, maar dat dichters toch nog steeds een soort heiligheid om zich heen hebben hangen.
Dit spanningsveld waarbinnen de dichter als heilige of ziener, de burgerman als slecht geschoolde lezer van poëzie, een onverschillig groot publiek en enkele rondzwevende gedichten (‘klassiekers’) een rol spelen, proberen we in deze bloemlezing vast te leggen. Niet voorgoed, maar wel voor enige tijd. Elke canon is tijdelijk en arbitrair, maar toch zijn canonvormende bloemlezingen van vitaal belang voor de levendigheid van een genre, al was het alleen maar om de discussies die ze telkens weer oproepen.
Nu goed: waarom al die open deuren, te beginnen met Perks ‘Aan de sonnetten’, of zijn ‘Iris’; Gorters ‘Mei’ en natuurlijk het fragment van het begin ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’; Kloos’ ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten’; Henriette Roland Holst’s ‘De zachte krachten zullen zeker winnen’; Boutens’ ‘Goede dood’; Adriaan Roland Holst’s ‘Zwerversliefde’; natuurlijk weer ‘De Dapperstraat’ van Bloem en ga maar door tot Koplands ‘Jonge sla’ en Neeltje Maria Mins ‘Mijn moeder is mijn naam vergeten’ en Wilminks ‘Frekie’. Al die gedichten hebben de kopers van een bloemlezing immers al? De bloemlezing had wat dunner gemogen.
Nee, de bloemlezing krijgt haar waarde door opname van nieuwe dichters, vaak dichteressen – dat is een belangrijke verschuiving in onze letterkunde! Carmien Michels, Roos Rebergen, Mustafa Kör, Mathijs Gomperts, Daan Zeijen, Marieke Rijneveld, Charlotte Van den Broeck, Hannah van Wieringen, Laura van der Haar en zo terug in de tijd, waarbij het vreemd is te bedenken dat Lieke Marsman al weer tot een oudere generatie lijkt te behoren.
En nog iets positiefs: Nederland en Vlaanderen gaan hand in hand.
Remco Ekkers
Chrétien Breukers en Dieuwertje Mertens – Dichters uit de bundel; De moderne Nederlandstalige poëzie in 400 gedichten. Marmer, Baarn. 656 blz. € 29,95.
Bezien dat elk zuchtje dat een relletje moet heten hier een artikel krijgt, wanneer kunnen we het stuk verwachten over Arjan Peters opmerking dat op de achterflap \’Voor wie ik lief heb wil ik heten\’ aan M.Vasalis wordt toegeschreven?
Nou, dat is nu toch geregeld?
Dankzij Martinus. De dissonantie met facebook is in dit geval opvallend. Ook niet fraai dat de recensent van bovenstaande die joekel van een fout niet zag, maar goed, we hebben er weer een wegwerpbloemlezing bij.
Martinus, impliciet wel. Kijk maar bij de opmerking over \’Voor wie ik liefheb wil ik heten\’. Je hoeft niet alles te expliciteren.
Ha Remco,
Dank, dat stukje humor had ik inderdaad gemist. Chapeau.
In zijn tot op heden bekendste bloemlezing \’25 jaar Nederlandstalige poëzie
haalde Breukers gedichten van mij en Eddie Besselsen van het internet terwijl
deze bundels ook aangekocht zijn door de Poëziecentra in Gent en Nijmegen
alwaar hij het meest bloemleesde.
Op bladzijde 109 in voornoemde uitgave staat pori?n gedrukt omdat de computer
het trema niet overnam (onvergefelijke slordigheden).
Ik mis in deze nieuwe uitgave helaas veel goede dichters en nog meer goede gedichten
die niet gepasseerd hadden mogen worden.
Wacht even met de aanschaf van deze nieuweling, binnen het jaar ligt deze \’bloemlezing\’
in de ramsj voor een handvol (grijp)stuivers.