Recensie: Guido Snel – Huis voor het hiernamaals
Tot waar men kan gaan
In Huis voor het hiernamaals onderzoekt Guido Snel de mogelijkheid om de levens van zijn dierbaren, familie en door hem bewonderde schrijvers te behoeden voor vergetelheid. In vijftien verhalen, verdeeld over vier delen stelt Snel thema’s als sterfelijkheid, de zoektocht naar een huis of rustplaats en de kracht van de verbeelding aan de orde.
Snel heeft een voorliefde voor literatuur uit Centraal en Oost-Europa. In het eerste deel lezen we over de schrijver Tausk, leerling van Freud. Interessant is het proces waarin Snel zoekt naar een manier om iemand in een verhaal te laten voortleven. In hoeverre ken je iemand echt? In hoeverre zijn ‘feiten’ ook echt feiten en in hoeverre is er sprake van verbeelding? Heb je verbeelding nodig om Tausk te laten voortbestaan? Daar waar het eerste verhaal merendeels fictief is, is het tweede verhaal vooral een documentaire over Tausk.
In de verhalen die volgen weet Snel zijn leven te verbinden met de levens van zijn dierbaren. In het verhaal Srebenica schrijft hij over de periode waarin hij werd opgeleid om als tolk de oorlog in te gaan. Zijn verhaal vormt de inleiding op de feitelijke verslaglegging rond Arkan, die zijn strepen (ironie) verdiende in april 1992, toen de stad Srebenica werd aangevallen. Het derde deel beschrijft zijn studententijd, waarin hij de dichteres Ljerka leerde kennen. Zij maakt hem bekend met de boeken van Krleža (van wie hij later ook werk zal vertalen) en Danilo Kiš. Aan de laatste schrijver is het verhaal ‘De laatste Joegoslavische schrijver’ gewijd.
In het laatste deel keert Snel de blik meer naar binnen: zijn eigen familie vormt het onderwerp van de verhalen. Op een uiterst liefdevolle manier eert hij zijn vader, die met oneindig veel geduld de verzorging van Guido’s zus Anna Maria, (‘een ongelukkig kindje’), op zich neemt. Annemarie is als gevolg van haar gebrek altijd kind gebleven en als ook het einde van zijn moeders leven in zicht is, probeert Snel de eindeloze inspanning van zijn ouders om te zetten naar een literaire tekst. ‘Maar: zo krachtig als de verbeelding kan zijn, zo weerspannig zijn soms de feiten.’ Wat volgt is een uiterst respectvolle beschrijving van Annemarie en de manier waarop het gezin rond het meisje staat. Tegen beter weten in vasthouden aan de gedachte dat Anna iedereen herkent en dat haar gebrek niet opvalt. Weten dat je Anna los moet laten als je een gewoon gezin wilt vormen, maar tegelijkertijd Anna niet willen kwijtraken: moeizaam laveren en manoeuvreren tussen twee oevers.
Uit de verhalen over Anna spreekt liefde, maar Snel komt uiteindelijk tot de conclusie dat ze misschien te weinig echt naar haar gekeken hebben en te veel verhalen om haar heen verzonnen hebben. Onbedoeld heeft hij ‘toch weer zijn eigen geschiedenis om haar heen gesponnen. En die heeft weinig of niets te maken met het wezen dat zich in het hart van mijn web niet eens gevangen weet.’
Hoewel Snel zijn bewondering voor Tausk, Krleža en Kiš over weet te brengen, blijven die verhalen vooral voor iemand die het werk van deze schrijvers niet kent afstandelijk. De verhalen over zijn ouders en zus brengen daar gelukkig verandering in.
Geertje Otten
Guido Snel – Huis voor het hiernamaals. De Arbeiderspers, Amsterdam. 224 blz. € 18,99.