Recensie: Jesús Carrasco – De grond onder onze voeten
Een tombe in woorden
De debuutroman De vlucht van de Spaanse schrijver Jesús Carrasco (1972), in de oorspronkelijke uitgave in 2013 verschenen, is inmiddels in dertig landen uitgegeven en de filmrechten zijn verkocht. Vooral in Nederland werd deze poëtische en tegelijk ‘harde’ roman massaal omarmd. Waarschijnlijk ook door het universele karakter van de enscenering. Wanneer en waar het verhaal zich afspeelt wordt niet expliciet genoemd. Maar dat is niet van belang. De twijfel en angst van de hoofdpersoon zijn de drijfveren. Waarschijnlijk heeft Extramadura, de geboortestreek van de schrijver, model gestaan. De tweede roman van Carrasco, De grond onder onze voeten, speelt in een fictief imperium in Europa aan het begin van de twintigste eeuw. Spanje is ditmaal geen kolonisator, maar is zelf bezet.
Nadat de rust is hersteld, krijgen de militairen huizen toegewezen. Een kolonel die na een heroïsch leven bedlegerig is geworden, wordt in een afgelegen haciënda nabij een dorp verzorgd door zijn vrouw Eva. Op een dag zit er ineens een verwaarloosde man in haar moestuin, iemand van de plaatselijke bevolking, waarmee de overheersers eigenlijk geen contact mogen hebben. Iemand die zwijgt en niet beweegt, zelfs niet als Eva met de punt van het geweer van haar man in zijn zij port. Dood is de man niet, maar hij lijkt ontdaan van al zijn menselijkheid.
Het siert Carrasco dat hij niet gekozen heeft voor een vervolgverhaal op zijn succesnummer. Hij heeft zichzelf duidelijk uitgedaagd, door ditmaal geen chronologische verhaal te vertellen. Maar het ingenieuze van deze roman schuilt in de natuurlijkheid van de overgangen tussen de verhalen van Eva en van de man, die, zo wordt in de loop van het boek duidelijk, Leva heet, of wellicht door Eva zo wordt gedoopt. Eva heeft zich namelijk over haar aanvankelijke afkeer heen gezet en probeert te achterhalen wat de man haar eigenlijk wil vertellen, in flarden, met ogenschijnlijk onsamenhangend gemompel. Zij schrijft er een verslag van, vult de leemtes aan. Zij wordt door de omstandigheden een schrijfster, iemand die onderzoek naar zichzelf doet door de woorden te ordenen. Ze weet uiteindelijk ook voor haar jong gesneuvelde zoon een tombe in woorden op te richten.
Eva laat schuld toe, twijfel over de positie die ze inneemt. Ze leeft in een koloniaal paradijs, maar dit was ooit wel het bezit van iemand anders, of eerder de grond waar diegenen zich thuis voelden, waar de botten van hun voorouders rusten. Eva walgt van haar man, die zeker weet dat hij juist heeft gehandeld. Die zijn zoon de oorlog in heeft gestuurd en trots is dat hij voor ‘de goede zaak’ is gevallen. Ook de priester die ze raadpleegt, is, door zijn geloof, zeker van zijn keuze. Eva’s zorgtaak verschuift naar de vreemdeling. Ze wil hem beschermen, maar niet koste wat kost, want haar nieuwe huis en haard wil ze toch niet verlaten.
Carrasco’s stijl is bloemrijk, maar is vreemd genoeg toch niet gezwollen. Hij overlaadt de lezer niet, gunt de tijd voor reflectie. De hoofdstukken zijn kort gehouden, soms een enkele pagina lang. Daardoor verlies je het contact niet. Het zorgt er tevens voor dat er een duidelijke balans is ontstaan tussen enerzijds de immense pijn van de slachtoffers, van degenen die beroofd zijn van huis en haard, die tot slaaf gemaakt zijn en anderzijds de verwondering van de kolonialisten die naar hun idee een paradijs hebben betreden. Carrasco wisselt de schoonheid van de natuur af met de ellende die de onderdrukten moeten ondergaan. De willekeur komt daardoor extra hard aan. De grond onder onze voeten is vormtechnisch sterker dan De vlucht, maar is verder gelijk wat betreft stem, stijl en zeggingskracht. Twee romans om te ondergaan.
Guus Bauer
Jesús Carrasco – De grond onder onze voeten. Vertaald door Arie van der Wal. Meulenhoff, Amsterdam. 256 blz. € 19,99.
Prachtig, rijk, complex en subtiel. Een meesterwerk.