Column: Coen Peppelenbos – Streekkoekenbakkers
Streekkoekenbakkers
Als er geen rel ontstaat over een bloemlezing dan is een bloemlezing ten dode opgeschreven. Ilja Leonard Pfeijffer kan zijn lol wel op, want zijn dichterskeuze in De Nederlandse poëzie van de twintigste en een de entwingste eeuw in 1000 en enige gedichten zorgt voor genoeg heibel. Een boekhandel in Baarn zette pontificaal het werk van Judith Herzberg in de etalage naast de dikke bloemlezing omdat de dichteres niet door de ballotage van Pfeijffer was gekomen. Dichteres Tjitske Jansen legde op Facebook uit waarom zij niet wíl voorkomen in de bundel: ‘Pfeiffer heeft mij ooit, na een literaire avond waarop wij allebei hadden voorgelezen, uitgenodigd het bed met hem te delen. Ik heb deze uitnodiging beleefd afgeslagen. Vervolgens heeft hij op zijn website gezet “Tjitske Jansen is natuurlijk niets”. Ik vind Ilja Pfeiffer een naar zelfingenomen niet integer iemand.’ Pfeijffer reageerde op Tzum: ‘Dat ik Tjitske Jansen in het verleden ooit het hof zou hebben gemaakt, is onwaar. Wellicht is het misverstand gerezen vanwege het feit dat ik altijd aardig tegen haar ben geweest, omdat ik haar altijd aardig heb gevonden. Ik heb nooit kwaad over haar gesproken op mijn website. Ik heb niet eens een website.’ Waarna Jansen op Facebook een gedicht van Herzberg citeerde: ‘Lieg alsjeblieft niet tegen me / niet over iets groots niet over iets / anders.’
Heerlijk. Naarmate er meer gedoe is, is er meer aandacht voor de bloemlezing. Pfeijffer heeft als recensent in het verleden diverse ego’s van dichters geknakt en creërde binnen de eigen beroepsgroep behoorlijk wat tegenstanders. Zo zat ik eens achter Judith Herzberg toen Pfeijffer voorlas. ‘Proleet,’ hoorde ik de dichteres tegen haar buurvrouw zeggen, ‘dit is toch helemaal niet goed.’ Pfeijffer fokt zijn tegenstanders daarnaast in het voorwoord op als hij ‘Friezen en de andere nostalgische kantklossers en streekkoekenbakkers die zich ambachtelijk op anachronistische klompen vastzuigen in de zompige modder van hun plattelandsdialecten’ in één ironisch zinnetje wegzet. En dan worden mensen boos. Als ik een bloemlezing zou maken dan zou Pfeijffer erin komen met tien gedichten en Herzberg ook. Iedereen tevreden; de doodsteek voor het literaire debat.
Coen Peppelenbos
(Foto: Ilja Leonard Pfeijffer in 2015 voorlezend in de Nieuwe Kerk in Groningen, op de eerste rij Judith Herzberg)
Deze column stond eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 26 november 2016.