Recensie: Václav Havel – Het ambtsbericht
De ontwrichting van de mens door een systeem
In februari 1989 werd de Tsjechische dissident-toneelschrijver Václav Havel nog tot acht maanden cel veroordeeld vanwege zijn deelname bij de demonstratie rond de herdenking van de dood van suikerbakker Jan Palach die zichzelf op 19 januari 1969 in Praag in brand stak uit protest tegen de bezetting door de Warschaupacttroepen.
Aan het eind van 1989 was Havel de eerste president van het net van het socialisme bevrijdde Tsjecho-Slowakije. Een ommezwaai die hem een bijna Nelson Mandela-achtige verering opleverde. Iets waar hijzelf nogal de spot mee kon drijven. Hij was een Boheem bij uitstek, die genoot van zijn biertje en zijn sigaretje. Het laatste althans totdat er een long bij hem weggenomen moest worden. De verschillende periodes die hij doorbracht in de vochtige kelders van de communisten hebben zijn gezondheid verslechterd. In 1983 had hij in de gevangenis bijna het loodje gelegd en werd voortijdig vrijgelaten.
De burgerlijke ongehoorzaamheid van de Fluwelen Revolutie van 1989, het idealisme, de democratische hoop, een sentiment dat je zou kunnen aanduiden als een tweede Praagse lente, maakte al snel plaats voor een gevoel van intense onvrede, zoals bekend een goede voedingsbodem voor populisten. Heden ten dage een wereldwijd fenomeen met een behoorlijk ongewis einde. Je zou haast een vergelijking trekken met de crisistijden in het begin van de vorige eeuw.
Ver voordat Havel een van de belangrijkste initiatiefnemers zou worden van de burgerrechtenbeweging Charta 77, schreef hij al meerdere toneelstukken waarop de censuur de tanden kapot beet. Het toneelstuk Het ambtsbericht (1965) is nu voor het eerst door nestor Kees Mercks in het Nederlands vertaald en uitgebracht in de Slavische Cahiers van uitgeverij Pegasus. Een eerste stap in de goede richting, want veel toneelwerk van Havel is nog onvertaald.
Totalitaire systemen eigenen als eerste de taal toe. Denk maar eens aan de ronkende teksten die de arbeidersstaat en hun leiders langs de kant van de weg verheerlijken. In Het ambtsbericht schetst Havel in twaalf aktes een willekeurig kantoor, ontegenzeggelijk een overheidsinstelling. Maar hij noemt niets bij naam, schampt langs de werkelijkheid, vergroot het vakkundig uit. Al is het niet ver bezijden de toenmalige waarheid van alle dag. En juist dat zal de censoren veel hoofdbrekens hebben bezorgd, wetende dat ze doorgaans ironie niet goed kunnen plaatsen. Het toneelstuk heeft een duidelijke ondertoon, een komische aanklacht tegen de willekeur, tegen de absurditeit van het systeem, van de dagelijks werkelijkheid. De schijnwereld waarin geen nuances mogelijk zijn. Bevel is bevel.
Havel neemt de machtsgreep naar de taal letterlijk. De adjunct-directeur van het kantoor heeft eigenmachtig een nieuwe dode taal ingevoerd, het zogenaamde Ptydepe. Woorden in die taal lijken niet meer op elkaar zodat er geen misverstanden kunnen ontstaan over de ware bedoelingen van de tekst. De ambtenaren reageren gedwee, maar langzaam sluipen er eigen interpretaties in de taal, wordt deze als vanzelf weer levend, genuanceerd.
De directeur kan een ambtsbericht niet lezen en probeert her en der een vertaling los te krijgen. Hij stuit op onwil, op bureaucratie. De directeur en de adjunct wisselen meermaals van baan. Er ontstaat een hilarisch spiegelgevecht met de adjunct. Vooral – waarschuwing, een spoiler – als je bedenkt dat er in het bericht staat dat de taal van hogerhand beslist niet mag worden ingevoerd. De directeur ondertekent verklaringen en wordt daar later mee om de oren geslagen. De papieren liegen zogenaamd niet. Maar de ware aard achter de mededeling ontbreekt. Ze dienen alleen om uiteindelijk schuldigen te kunnen aanwijzen.
Wanneer Ptydepe goed functioneert, hebben ze altijd nog tijd genoeg er hún verdienste van te maken, wanneer het niet goed functioneert, kunnen ze er altijd nog afstand van nemen en dan krijgen lagere instanties er de schuld van.
De directeur is een humanist die tegen de bierkaai vecht, tegen de vervreemding, de depersonalisering van de mens door de ambtelijke taal, door het systeem. Spontaniteit is verboden. De adjunct is een valserik, maar ook iemand die wel initiatief durft te tonen, wetende dat het niet anders dan op een fiasco kan uitlopen. Het ambtsbericht is een toneelstuk vol heerlijke paradoxen. Al ver voor de Engelse sitcom The office en Debiteuren Crediteuren van Jiskefet, geeft Havel in dit toneelstuk een droge weergave van het kantoorleven, van de hebbelijkheden en onhebbelijkheden van de geplaagde mens.
In de directeur is de schrijver zelf te vinden, de humanist die tegen beter weten in het gevecht met verstand en moraal aangaat. De intellectueel vol met twijfels en bedenkingen. Maar waar de directeur vlug concessies doet, te makkelijk toegeeft bij dreigementen, was Havel in het dagelijkse leven standvastig, bracht hij de moed op om zijn eigen taal te blijven schrijven en spreken.
In Het ambtsbericht geven de machthebbers natuurlijk niet op. Ze introduceren gewoonweg nog een nieuwe taal, maatregel op maatregel. In deze taal lijken de woorden bijna allemaal op elkaar. Zodat wanneer een secretaresse een letter verkeerd tikt, een vergadering op een andere dag plaatsvindt. Wanneer het later is hebben de heren meer bedenktijd, wanneer het eerder is wordt de kwestie sneller opgelost. Het ambtsbericht is een tragikomedie over de ontwrichting van de mens door een systeem.
Guus Bauer
Václav Havel – Het ambtsbericht. Vertaald door Kees Mercks. Pegasus, Amsterdam. 108 blz. € 12,50.