Recensie: Richard Russo – Niemands gek
Een vertederende linkmiegel
De Amerikaanse schrijver Richard Russo (1949) won in 2002 de Pulitzer-prijs voor zijn tragikomische roman Empire falls, waarin hij het dagelijkse overleven van goedbedoelende mensen in een stadje op retour beschrijft, zoals in al zijn werk met veel mededogen. Russo is een rasverteller, zoals ook blijkt uit Nobody’s Fool (1993) een van zijn klassiekers die nu voor het eerst in het Nederlands is vertaald als Niemands gek. Een logische stap omdat Russo geheel onverwacht – al zeker ook tot zijn eigen verrassing – na vijf jaren schrijven in het voorjaar van 2016 een vervolg heeft gepubliceerd: Everybody’s Fool, dat als Allemans gek in 2017 alhier verschijnt. Beide boeken zijn onafhankelijk van elkaar te lezen, maar zijn desalniettemin nauw met elkaar verbonden.
Niemands gek is ook nog eens, in retrospectief, bijzonder actueel tijdens dit Amerikaanse verkiezingsjaar. Op tournee met zijn vervolgboek, kreeg Russo telkens weer de vraag wat zijn protagonisten zouden stemmen. Het zijn immers allemaal underachievers, die graag zouden zien dat Amerika weer groots zou worden. De verkiezingsslogan waarmee Donald Trump werft. Russo:
Als je maar lang genoeg iets roept, blijft er vanzelf een flinter van hangen. Ik schrijf al jaren over gemeenschappen van (witte) arbeiders in stadjes die teloor gegaan zijn. Natuurlijk is daar een hang naar het verleden, naar de tijd dat de industrie bloeide.
Het stadje Nort Bath dat in Niemands gek wordt beschreven, is gemodelleerd naar Ballsten Spa in de staat New York. Een gehucht dat ernstig leed onder het droogvallen van de natuurlijke bronnen, gelegen op een slordige vijftig mijl van Gloversville, de plaats waar Russo zelf opgroeide. De mensen in Nort Bath houden ondanks alles de moed erin. Ja, in het vlakbij gelegen Schuyler Springs (de stad Saratoga Springs, kortweg bekend als Saratoga) floreert de toerisme-industrie. Het is tekenend dat de plaatselijke derby als sinds mensenheugenis wordt gewonnen door het team van de highschool van Schuyler.
Ster van de gemeenschap in Nort Bath is de egocentrische, maar uiterst charmante oorlogsheld Sully. Een kroegtijger die geen boodschap heeft aan een succesvol leven. Iets dat zijn omgeving altijd van hem had verwacht. Men zag in hem een glorieuze toekomst. Hij vertegenwoordigde de hoop. Hijzelf is blij dat hij de Tweede Wereldoorlog heeft overleefd. Veel van zijn maten zijn op de stranden, de slagvelden in Frankrijk, België en Duitsland gebleven. Hij is een man van net zestig die van bouwbaantje naar bouwbaantje gaat, vaak aan de kant wordt gezet vanwege zijn grote mond en zijn losse handjes. Zijn levensmotto: we gaan naar de haaien, maar wel met een lach en een goed glas in de hand. Hij is een man die zich door het leven sleept, van de ene ‘prutserperiode’ naar de ander.
Maar er zijn momenten van geluk. Het is alleen de vraag of Sully – en eigenlijk bijna iedereen in het stadje – die wel kunnen duiden. Ze überhaupt wíllen zien. Russo omgeeft Sully met een rijk palet van karaktervolle types. Een niet al te snugger hulpje, een incapabele politieagent, een hysterische ex-vrouw met een sul van een tweede man, oude dametjes die op hun einde wachten, een getrouwde vrouw waarmee hij een knipperlichtrelatie heeft, een vermeende dochter, een drinkmaat, tevens verloederde advocaat met een kunstbeen, een rondscharrelende bouwondernemer, die met de mooiste vrouw uit de wijde omtrek is getrouwd, maar haar niet of nauwelijks ziet staan. Tot het bijna te laat is.
En dan is daar natuurlijk de vreemde eend in de bijt: Sully’s zoon Peter, iemand die heeft gestudeerd, die nota bene professor is aan een universiteit, die pas enigszins weer contact kreeg met zijn vader toen hij samen met hem aan de bar mocht zitten. In het arbeidersstadje heerst een diepgeworteld wantrouwen tegen de ‘witte boorden’, tegen intellectuelen, maar ook tegen bestuurders. In elk geval tegen mensen die niet met hun handen werken. (Sully is een afspiegeling van de vader van Russo, en dus …)
De mensen in deze gemeenschap zijn veroordeeld tot elkaar. Ze proberen er maar het beste van te maken. (Russo: ‘Een metafoor voor de wereld, voor het leven in het algemeen? Daar kan ik mee leven.’) De vrije wil is een illusie. Het lot bepaalt alles. Maar ergens is Sully misschien wel degene die zich het minst van het lot aantrekt. Die, zonder het goed te beseffen, in het heden leeft, zich eigenlijk niets van het verleden aantrekt, en al zeker niet van de toekomst. Zijn natuurlijke charme maakt hem tot een prachtfiguur, een vertederende linkmiegel. De vrouwen dansen om hem heen. Hij zou door hen gered kunnen worden – hetgeen ook ten dele gebeurt – maar Sully is uiterst koppig, voelt zich in zijn rol van het zwarte schaap op z’n best.
En toch is er tegen het einde een verschuiving merkbaar. In relatie met zijn zenuwachtige kleinkind, ontdooit Sully, wordt hij ergens voor het eerst mens. Ja, om een van de waarlijk kunstig ingebedde oneliners te parafraseren: het diepst verborgen mysterie van onszelf is ons gedrag. Russo laat een mens zien in al zijn facetten. Een standbeeld voor het goede, het instinctieve in elk mens. En in zijn geval ook voor zijn gecompliceerde, maar uiteindelijk toch liefhebbende vader. Niemands gek is eigenlijk ieders tikkeltje avontuurlijke, protesterende kant. De ‘stouterik’ die toch in ieders hart leeft. Je blijft gekluisterd aan het verhaal, mede doordat Russo, als ware vertelkunstenaar, mondjesmaat details geeft. Het boek is goed geregisseerd, Russo heeft duidelijk de touwtjes constant goed in handen. (Geen wonder dat het al binnen een jaar werd verfilmd, met Paul Newman in de hoofdrol.) De beperking in tijd – het speelt in een week vlak voor de jaarwisseling 1984/1985 – versterkt dit alles.
Niemands gek is een rijkgeschakeerde roman waarin alle hebbelijkheden en onhebbelijkheden van de mens aan bod komen, met zeer veel compassie geschreven. En dat is wel anders in het vervolg Allemans gek. Daar laat Russo voor het eerst de kwaadwillendheid echt aan bod komen. Maar daarover meer na verschijning van de vertaling.
Guus Bauer
Richard Russo – Niemands gek. Vertaald door Kees Mollema. Signatuur, Amsterdam. 590 blz. € 26,99.
Niemands gek werd eerder besproken op Tzum door Wiebren Rijkeboer.