Recensie: Angela Rohr – Kamp
Angela Rohr houdt de lezer gevangen in haar wereld
De geschiedenis van Angela Rohr (1890-1985) en haar in 1964 geschreven en pas in 2014 verschenen verslag van haar leven in de goelag is op zich al een roman waard. De geboren Oostenrijkse zat de Eerste Wereldoorlog uit in avant-gardekringen in het neutrale Zwitserland, raakte bevriend met Rilke en was in 1925 zo onverstandig om haar communistische man te volgen naar een nieuw leven in de Sovjet-Unie. In 1941 werd ze gearresteerd en verdween ze eerst in de terreurgevangenissen en vervolgens in de goelag, de uitgebreide archipel van kampen waar behalve ordinaire misdadigers iedereen werd opgesloten van wie het regime het vermoeden had dat er een vlekje aan zou zitten. Doordat de archieven pas na de Koude Oorlog openbaar werden en veel ontbreekt, is niet helemaal duidelijk hoe groot het aantal slachtoffers is, maar dat het om tientallen miljoenen gaat, is zeker.
Wie Rohr was, drong maar langzaam tot de buitenwereld door. Behalve met het verwarrende feit dat ze een handvol verschillende namen gebruikte, had dat uiteraard te maken met het karakter van de sovjetstaat. Zelfs na haar dood moest een medewerker van de Oostenrijkse ambassade in Moskou haar papieren, waaronder het manuscript van Kamp, verstoppen. Nadat ze met pensioen was, nam ze die mee naar Oostenrijk, waarna het nog jaren duurde voordat ze konden worden gepubliceerd.
Romans over het leven in de goelag vormen een subgenre binnen de categorie verslagen uit concentratiekampen. In grote lijnen is iedere terreur hetzelfde, wel is er op details onderscheid te maken. De stalinistische variant onderscheidt zich door zijn grote mate van willekeur. Ogenschijnlijk is er een rechtstatelijk systeem opgetuigd, maar dat is niet meer dan een façade, waarachter iedereen moet vrezen voor de nachtelijke klop op de deur. Justitie is er alleen voor de vorm. Heeft iemand een ander doodgeslagen met een bijl en geeft hij het moordwapen aan een onschuldige, dan wordt die voor de moord veroordeeld. Cruciale begrippen als waarheid en onpartijdigheid bestaan niet, doen althans niet ter zake.
Haar gevangenschap heeft Rohr te wijten aan haar Duitse paspoort, maar ze beschrijft gevangenen die om de bizarste redenen voor vele jaren werden opgesloten, wat in het gunstigste geval uitdraait op levenslange ballingschap, maar niet zelden eindigt in een ellendige dood.
Kamp begint op het moment dat ze, uit de gevangenis gekomen, in haar eerste kamp belandt en eindigt met haar rehabilitatie in 1957, vier jaar na Stalins dood. Dat geeft het verhaal een merkwaardig, claustrofobisch karakter. Het lijkt of er buiten het kamp en de verschrikkelijke dingen die daar gebeuren – honger, ziekte, geweld – geen wereld meer bestaat. Vrijwel nergens refereert Rohr aan het leven dat ze tot 1941 leidde. Op een onderkoelde toon noteert ze de bizarre avonturen die ze beleeft, de omstandigheden waaronder ze gevangen zit en hoe ze later in ballingschap toch niet los kan komen van het kamp, simpelweg omdat er niets anders is. Daarin is ze anders dan de bloemrijker schrijvende Shalamov, maar ze is ook minder wijdlopig dan Solszjenitsyn; ze pikt er de sprekendste anekdotes uit en laat die hun werk doen.
Doordat je weet dat wat je leest op ware, verschrikkelijke gebeurtenissen is gebaseerd, is het vrijwel ondoenlijk om dit boek achter elkaar uit te lezen. Intermezzi in de vorm van kroegbezoek, een verfrissende wandeling, het bedrijven van de liefde, een kruiswoordpuzzel oplossen of een combinatie daarvan, zijn onontbeerlijk. Ik zeg het er maar even bij, als waarschuwing. Dat geeft ook aan, hoe effectief Rohr schrijft; als het niet zo voor de hand liggend was, zou je kunnen zeggen dat ze de lezer gevangen houdt in haar wereld.
Deze eerste Nederlandse vertaling is (ik zou hier en daar misschien andere keuzes hebben gemaakt) prima. Waar ik moeite mee heb zijn de verklarende noten. Die verklaren soms wat in de tekst wordt uitgelegd, maar naar de betekenis van een term als ‘closetkinderen’ moeten we gissen. Daar graag in een volgende druk verbetering. Verder staan er wat merkwaardige missers in. De algemene aanspreektitel ‘burger’ (citoyen) werd na de revolutie niet in Rusland ingevoerd; het is een term uit de Franse revolutie van zo’n 130 jaar eerder. Na de staatsgreep van de bolsjewieken spraken de inwoners van de Sovjet-Unie elkaar aan met ‘kameraad’ (товарищ).
Een heel merkwaardige misser betreft de Finse atleet Paavo Nurmi, die zei dat hij, wanneer hij erdoorheen zat, altijd door ‘seso’ de eindstreep haalde. De annotator meldt dat ‘seso’ Spaanse is voor hersens, en dat geloof ik graag, maar het is wat vreemd dat een Fin hier een Spaans woord voor gebruikt zou hebben. Waarschijnlijker is dat hier het Finse begrip ‘sisu’ wordt bedoeld, een eigenschap die volgens de Finnen alleen zij bezitten, en die Mika Hakkinen verklaart als de moed om met een ralleyauto zo hard mogelijk door een donker woud te rijden en zo laat mogelijk te remmen.
Enno de Witt
Angela Rohr – Kamp. Vertaald door Izaak Hilhorst. De Arbeiderspers, Amsterdam. 384 blz. € 24,99.