Recensie: Regina Ullmann – De landweg
De innerlijke beweging van het denken
Het afstoffen en uitgeven van vergeten of onbekende schrijvers is wellicht de beste literaire trend van de afgelopen jaren. De herontdekkingen volgen elkaar in rap tempo op. De meest recente is de verhalenbundel De landweg van de Zwitserse schrijfster Regina Ullmann die onlangs is verschenen. De vertaling van Regina Ullmanns verhalenbundel De landweg is eerder een ontdekking dan een herontdekking, want zelfs in haar geboorteland is Ullmann (1884-1961) niet of nauwelijks bekend. Het uitgebreide nawoord van Peter Hamm dat in deze bundel is opgenomen, is dan ook geen overbodige luxe, want wie was Regina Ullmann?
De levensloop van Ullmann is op z’n zachtst gezegd bijzonder te noemen. Als jong meisje praat ze weinig en elke poging is veeleer stotteren dan spreken. De trage Regina wordt op achtjarige leeftijd op een school voor licht geestelijk gehandicapten geplaatst. Ongehuwd krijgt ze twee kinderen van twee verschillende mannen. Al op jonge leeftijd begint ze met het schrijven van gedichten. Op aandringen van haar moeder stuurt ze in 1908 haar debuut naar de bekende dichter Rainer Maria Rilke. Rilke is zeer enthousiast over de tekst en hij zal tijdens zijn leven veelvuldig proberen Ullmanns werk onder de aandacht te brengen. Zo zal hij ervoor zorgen dat in 1921 de bundel De landweg bij zijn uitgeverij verschijnt.
De elf korte verhalen uit deze bundel kunnen worden samengevat in de kordate uitroep van de verteller in het verhaal ‘Het meisje’: ‘O, het leven! Het was angstaanjagend.’ Het zijn eerder overpeinzingen dan verhalen; een plot waarin gebeurtenissen elkaar opvolgen is vrijwel afwezig. De verandering, het verloop van het begin naar het eind, is slechts het heden dat verleden is geworden.
Het ontbreken van een plot of gebeurtenissen is allesbehalve een gemis, want het zijn juist de innerlijke bespiegelingen van de verschillende vertellers die deze verhalen zo bijzonder maken. De verhalen worden veelal verteld door een ik-verteller die weinig anders doet dan observeren en waarnemen, waarop een gedachte of gevoel volgt. Het is de zintuiglijke waarneming die het bewustzijn aanwakkert. Het beeld kan zoiets simpels zijn als een jongen die gebogen zit over een atlas in het verhaal ‘Kerstvisite’: ‘De jongen liet er zijn blije blik over dwalen. Begrip is liefde. Op zichzelf is het niets, terwijl het volop aanwezig kan zijn in een persoon; het ontwikkelt zich organisch.’ Dit is het procedé dat telkens wordt herhaald in de verhalen: de overgang van een particuliere waarneming naar een algemene reflectie.
Angst en eenzaamheid zijn de belangrijkste thema’s van de bundel. En dit is het gevolg van het leven in de wereld, want de ‘aarde is een reus’. Op deze planeet is de mens een vreemdeling: ‘Maar wat is de wereld toch vreselijk groot en wijd en afwijzend wanneer je als vreemdeling een beetje moe en verveeld een plekje zoekt om te zitten.’ In nagenoeg elk verhaal wordt de confrontatie tussen de mens en de ondoorgrondelijke natuur gethematiseerd, hetgeen voortvloeit uit de thema’s angst en eenzaamheid.
De verhalen uit deze bundel worden, ondanks de afwezigheid van gebeurtenissen, nooit monotoon. Dat komt enerzijds door het ritme van de zinnen, waarin lyrische somberheid wordt afgewisseld met simpele, maar uiterst effectieve beeldende vergelijkingen als ‘Hij voelde de lucht als een lieveheersbeestje op zijn hand’ en: ‘Maar in het huis zelf verliep de dag bijna eentonig, zoals bijvoorbeeld een dag in het leven van een boom, en alle dagen waren het hetzelfde.’ En anderzijds door het contrast van de statische buitenwereld en de beweging die plaatsvindt binnen de huid. De bespiegelingen zijn vaak dubbelzinnig of schijnbaar tegenstrijdig. Als Julia in het verhaal ‘Het meisje’ haar overleden weldoener ziet, zegt de verteller: ‘Voor iemand als Julia was het meest menselijke wat er bestond het meest onmenselijke’.
Elk verhaal maakt de onzichtbare activiteit van de geest zichtbaar. Gedachten en gevoelens komen bij de vele vertellers van de verhalen bovendrijven bij het aanschouwen van het natuurlijke of door het gewaarworden van een fietser die de ik-verteller tegemoet rijdt in het verhaal ‘De landweg’. In dit lange verhaal, de beste uit de bundel, bereikt de beklemming een hoogtepunt door de neerslachtige en mistroostige toon. Dolend loopt de verteller door de natuur met de last van het leven op haar schouders.
Ik liep naar beneden. Ik voelde me zo log alsof ik zware lasten droeg, onbekende, van over de hele wereld. Toch was het alleen mijn eigen bestaan dat me parten speelde. Mijn bestaan. Opeens begreep ik dat beduimelde woord. Het was ook van toepassing op de landweg.
Achteraf bezien is het wonderbaarlijk dat Regina Ullmann op een school zat voor kinderen met een geestelijke beperking. Haar verhalen zijn niet alleen sensitief, maar ook van een zeldzame intelligentie.
Koen Schouwenburg
Regina Ullmann – De landweg. Vertaald door Josephine Rijnaarts. Lebowski, Amsterdam. 174 blz. € 19,99.
Deze recensie verscheen eerder in het Friesch Dagblad van 21 januari 2017
De landweg werd eerder op Tzum besproken.