Recensie: Samuel Vriezen – Netwerk in eclips
In close-up kijken naar de woorden
Er was de avant-gardestrategie. Je kondigde luidruchtig een nieuwe kunststroming aan die met het verleden brak en de nieuwe tijd aankondigde. Dan kwam je in de krant. Dat gebeurde zelfs met de Maximalen. Je kon daarin je positie verdedigen. Daar is nu in de kranten geen ruimte meer voor, omdat te weinig lezers zich er voor interesseren. Of is er iets anders aan de hand? Een versplintering? Je moet het nu doen via weblogs, Twitter of Facebook en daar wordt onmiddellijk gereageerd. Vliegensvlug is je nieuwe kunststroming al weer ingehaald door een nieuwe stroming of er blijkt te weinig belangstelling.
Samuel Vriezen (1973; componist en dichter) schrijft in Netwerk in eclips over het gevolg van internet voor de poëzie. Duisternis in het netwerk? Ontstond er een nieuw soort poëzie, andere artistieke gemeenschappen? Wat werd de functie van literaire kritiek? Werd er nog geluisterd naar belangrijke stemmen?
Hij schreef hierover op zijn weblog ‘Vriezen vindt…’ In Netwerk in eclips heeft hij de teksten bijeengebracht. Daarmee is het boek een verzameling van ideeën, springerig en verrassend, met onvermijdelijke herhalingen, maar ook soms duister in redenering en stijl. Vriezen schrijft niet gemakkelijk voor de gemiddelde lezer.
Poëzie ontstaat niet uit reeds klaarliggende gedachten die dan verwoord worden of uit onderwerpen die behandeld worden in een bijzondere stijl. Poëzie bestaat uit woorden om mee te denken, om eindelijk eens te denken, waar het ook toe leidt. Poëzie schrijven is in close-up kijken naar de woorden waarmee je nou eenmaal leeft, in de hoop dat ze nog eens verrassende kant blijken te hebben.
Van het geroep – ‘Ik wil…’ – van Erik-Jan Harmens in zijn bloemlezing Ik ben een bijl moet Vriezen niet veel hebben. Hij is het eens met Menno Wigman die zich afvraagt of gevaarlijke poëzie mogelijk is. Dat hangt natuurlijk van de politieke situatie af. In de zeventiende eeuw waren de hekeldichten van Vondel behoorlijk gevaarlijk voor de auteur en de liefhebbers. In het Rusland van Poetin, het Turkije van Erdogan zijn kritische gedichten gevaarlijk. Wigman denkt dat het medium niet bedreigend kan zijn, maar dat geldt niet in totalitaire staten. Vriezen wijst op ‘gevaarlijk lezen’, geëngageerd lezen, met de bereidheid iets te doen in de samenleving.
Vriezen citeert Alain Badiou die het heeft over de monde atone (‘de futloze wereld’). Volgens Badiou komen in een wereld waarin alle dingen in contact staan met andere dingen eigenzinnige standpunten niet voor. In zo’n wereld kun je geen beslissende punten isoleren. Het internet is zo’n wereld. We kunnen ons daar tegen teweer stellen door het schrijven van subversieve ‘flarfs’.
Een flarf is een gedicht waarin zoekresultaten van het internet zijn verwerkt. Een flarf kan geheel bestaan uit zoekresultaten, maar ook een tekst zijn die ermee is gelardeerd. Flarf-poëzie was een avant-garde-beweging (dus toch!) aan het begin van deze eeuw. Gary Sullivan begon ermee. De flarf-dichters citeerden vrijelijk de resultaten van zoekopdrachten bij Google. De conventionele kwaliteitsstandaard werd losgelaten. Het resultaat was dikwijls hilarisch en in elk geval verstorend. Deze dichters hielden van onaangename versnipperde teksten volgens snelle en bizarre trajecten, van een beweging die bereid is om de teksten te schrijven als een soort bijtende, leuke of walgelijke verschrikking. Zij keerden zich tegen zogenaamd oprechte, integere dichters, die o zo sentimenteel en zelfverheerlijkend waren.
Vriezens voorkeur gaat uit naar de gedichten waarin de werkwijze of de zoektermen nog leesbaar zijn. Die gedichten etaleren hun beperktheid en komen zo verder weg van de ouderwetse en bekwame expressie. Hij citeert de Nederlander Ton van ’t Hof, waarin deze allerlei citaten ‘jat’ van het internet met als zoekterm ‘Nederland is groot’. Hij zet allerlei clichés tegen elkaar aan, waardoor de lezer de grootheid van Nederland gaat betwijfelen.
Ik vond op internet een kenmerkend ‘gedicht’ van Van ’t Hof:
Het spijt me
dat ik er morgenavond niet bij kan zijn. Dat ik dacht dat de Nacht van de Poëzie een consumptief onderonsje is. En poëzie iets anders dan een emotioneel feestje met een duidelijke verhaallijn. Hoi oprechte en authentieke personen, vergeef me. Dit warhoofd. Dat ooit toegankelijkheid door elkaar haalde met vlees en bloed, en ritme en rijm met fragmentatie, collage, serialiteit, dwangmatigheid en ordinair jatten. En natuurlijk is poëzie geen methode om onderzoek te doen naar cultuur en maatschappij of een instrument om politiek mee te bedrijven. In gedichten spreekt het hart. En niets anders dan het hart. Rikketik. R-ikke-tik.
De regel ‘Niets mag het afwezige vervangen’ (van Roberto Juarroz) leidt tot een uitval tegen Vasalis, die lijkt te weten wat de idioot in het bad droomt: een oude vertrouwde droom. Ook Wigman lijkt te weten wat zijn idioot ligt te zijn in een zwembad: een heel heelal. Het zwemmen van de idioot noemt hij wijs. Vriezen vraagt zich af: hoe weet men dit allemaal? De inleving van de dichters is begrijpelijk, maar verraderlijk.
Er staan interessante beschouwingen in het boek over bij voorbeeld verveling, Satie, John Cage en Tom Johnson. De laatste probeerde universeel wiskundige wetten in muziek te laten klinken.
Er is nog veel meer in deze essay-bundel te lezen over de dynamiek van de taal, over het verbonden zijn, over het ontstaan van subjectiviteit, over politiek en echec (met akelig actuele toespelingen) en allerlei voorbeelden van werk van verschillende schrijvers.
Ondertussen resideert tijdens de poëzieweek deze maand (januari 2017) de Amerikaanse cultdichter Kenneth Goldsmith een hele week in de PXL-MAD – School of Arts (Hasselt) en in de Faculteit Letteren van de KU Leuven met een exclusieve uitgave als eindresultaat bij uitgeverij het balanseer. Goldsmith is kampioen van het oncreatieve schrijven. Hij schreef een complete krant over en verwacht niet dat iemand dat allemaal leest.
Remco Ekkers
Samuel Vriezen – Netwerk in eclips. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 350 blz. € 29,99.