Recensie: Stefan Hertmans – De bekeerlinge
Stefan Hertmans hoort diep onder de aarde de tijd brommen
De bekeerlinge is de opvolger van Oorlog en terpentijn, het boek waarmee Stefan Hertmans in 2013 grote lof oogstte. In dat boek gebruikte hij dagboeknotities van zijn opa voor een deels fictieve reis naar de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog. Hij nam de belevenissen van kleine lieden als basis voor het vertellen van het grote verhaal van de wereldgeschiedenis. In De bekeerlinge gebruikt hij hetzelfde literaire procedé.
De hoofdpersoon van deze roman is een jonge vrouw die rond 1100 enige tijd gewoond heeft in Monieux, een tijdloos dorpje in de Provence. Hertmans zelf woont al jaren in dit dorp en kreeg ooit van een buurman een artikel over het levenslot van deze vrouw. Als christelijke jongedame uit een aanzienlijk Noormannengeslacht raakt ze verliefd op de zoon van de joodse opperrabbijn in Frankrijk. De schrijver raakt geïntrigeerd door deze onmogelijke liefdesgeschiedenis en besluit haar achterna te reizen. Wat volgt, is een spannende tocht langs plekken in Rouen, Narbonne, Monieux en Caïro ten tijde van de middeleeuwen. Gedetailleerd en verwijzend naar historische bronnen beschrijft de schrijver (overblijfselen van) synagogen en Joodse studieruimtes, ruïnes van oude handelscentra en iconische landschappen in Frankrijk en Egypte. Nergens is de jonge vrouw voor langere tijd veilig en met haar verblijfplaatsen wisselt haar naam: van Noormandochter Vigdis Adelaïs, van haar joodse bijnaam Hamoutal (‘warmte van de dauw’) tot haar Egyptische bijnaam Galana (‘blauwogige’). Haar tragische levensverhaal beschrijft Hertmans met veel details en ‘couleur locale’ zonder dat de vaart uit het verhaal gaat. Daarbij maken de slachtpartijen tijdens de pogrom in Monieux en het zwervende bestaan van het liefdeskoppel grote indruk.
De reis naar de verblijfplaatsen van deze vrouw vindt zowel in reële zin als in imaginaire zin plaats, zoals te verwachten is bij een historische roman. Naast Google maps en historisch materiaal is het vooral de verbeelding van de schrijver die het verhaal vormgeeft. Of zoals hij het zelf zo beeldend zegt: ‘Opnieuw moet ik een landkaart schoonvegen, nagenoeg alles wat er nu is weghalen en er schaarse namen en dingen voor in de plaats leggen.’ Hierbij valt op dat hij, meer dan in Oorlog en terpentijn, op Proustiaanse wijze te werk gaat. Thuis in Monieux schrijft Hertmans immers al dat hij ‘diep onder de aarde de tijd kan horen brommen’. Niet voor niets bedrijven Vigdis en David de liefde op de plek die later het dorp Illiers zal heten, waar Marcel Proust zijn roman À la recherche du temps perdu zich laat afspelen. Hertmans herkent de jonge vrouw in een sculptuur van de kathedraal van Bourges en voelt haar fyieke nabijheid als hij een oude muur van een voormalige synagoge in Rouen aanraakt. Een bepaalde lichtinval of kleur en desolate landschappen worden zo zintuiglijk beleefd en brengen de vrouw tot leven in de verbeelding van Hertmans. Opvallend in de vorm van De bekeerlinge is wel dat de laatste twee hoofdstukken gaan over de wetenschappelijke theorieën omtrent haar bestaan. Hiermee eindigt het boek niet als een historische roman maar als een (poging tot een) feitelijke reconstructie van het levensverhaal van een bestaand persoon.
De bekeerlinge gaat echter niet alleen over een gedoemde liefde in een duister verleden. De schrijver stipt ook tijdloze en actuele problemen aan, zoals migratie. Vigdis en haar man David worden herhaaldelijk omschreven als vluchtelingen op zoek naar een veilig oord in roerige tijden. Paus Urbanus II heeft namelijk net opgeroepen tot de eerste kruistocht (‘een heilige oorlog’) en legers met bloeddorstige strijders trekken door Europa op weg naar de heilige stad Jeruzalem; antisemitisme en godsdienstwaanzin steken de kop op in Europa en mensen slaan op de vlucht. Hiermee slaat de schrijver een mooie brug tussen verleden en heden en laat schrijnende voorbeelden zien van parallellen tussen de middeleeuwse kruistochten en de tegenwoordige jihad van moslimextremisten. Soms is die parallel echter wel heel erg nadrukkelijk: een chroniqueur van de kruistocht wordt omschreven als ‘de embedded journalist van die tijd’ en in een kustplaats leest Hertmans in de krant over ‘drenkelingen voor de kusten van Griekenland’. Het was beter geweest als de schrijver deze verbanden subtieler had geschetst.
De stijl in De bekeerlinge is poëtisch en beeldend, zoals we gewend zijn van de dichter Hermans. Hij levert mooie stijlmiddelen (‘vrouwen met Nikes en nikabs’) maar helaas ook storend lange opsommingen en onnodig gebruik van Engelse woorden (‘het leven van de proseliete kreeg onverwachts een sequel’).
Al met al heeft De bekeerlinge dus veel te vertellen over tijdloze zaken als liefde, religie en migratie. Het boek heeft kenmerken van een historische roman en een journalistieke reconstructie van bestaande bronnen. Of Stefan Hertmans definitief bekeerd is tot het genre van de historische roman, valt – met het oog op de laatste twee hoofdstukken – niet te zeggen. Maar hij heeft wel een indrukwekkend boek geschreven dat nog jaren grote zeggenschap heeft.
Robert Koobs
Stefan Hertmans – De bekeerlinge, De bezige bij, Amsterdam/Antwerpen. 318 blz. € 19,99.