Recensie: Eva Hoeke & Marcel van Roosmalen – Als het maar niet op ons lijkt
Een roze wolk zonder scherpe kantjes
Maakt het uit waar een boek over gaat? Natuurlijk, zou je zeggen, maar tegelijkertijd toch ook helemaal niet. De ene keer word je geraakt door een verhaal over een planter in Nederlands-Indië, de andere keer zijn het belevenissen in de house-scene, op het dak van een flat, in een vale achtertuin, het hiernamaals of waar dan ook, die je als lezer dolgraag wilt volgen.
Er kan van alles gebeuren, of juist bijna niets. Met wie dan ook, hoe dan ook en waar dan ook. Het gaat in elk literair genre om de stijl, de vorm, de wijze van vertellen — meer dan om het onderwerp, dat vooral een van de eerste redenen uitmaakt om een boek op te pakken.
Met deze overtuiging in het achterhoofd verheugde ik me op Als het maar niet op ons lijkt, een verzameling columns van het paar Eva Hoeke en Marcel van Roosmalen over hun eerste jaar als ouders. Beiden schrijven dikwijls scherp en geestig in de krant, zij in de Volkskrant, hij in NRC Handelsblad. De tekst achterop het boek: ‘Herkenbaar en onmisbaar voor iedereen met een kind op komst of in de wieg’, sloeg ik (zonder zwangere buik of pril kroost) in de wind, hier nog in gesteund door uitlatingen van de auteurs in diverse interviews naar aanleiding van hun boek.
‘Het is godverdomme geen babyboek!’ riep Van Roosmalen uit in de NRC. In Volkskrant Magazine vertelde Hoeke: ‘Marcel noemt mij een structopaat. Ik heb een schrift waarin ik per dag mijn taken opschrijf, maak overal lijstjes voor […]. Weet je wat hij altijd roept? ”Jij zou het goed doen in Auschwitz”. Waarop hij aanvult: ”In de leiding dan.”’ Nou, het zou erom gaan spannen in Als het maar niet op ons lijkt.
Helaas bleek dat in het geheel niet waar te zijn. Van Roosmalen en Hoeke benoemen in dit boek wel conflicten en zorgen, maar schrijven niet of nauwelijks vanuít die momenten. Ze sparen zichzelf en elkaar. Tot een confrontatie, tot spanning die de lezer mee kan voelen, zij het verrast, zij het vanuit herkenning, leidt het gek genoeg nergens. In de inleiding vergelijkt Van Roosmalen het ouderschap met een achtbaan: ‘[…] nog maar net de eerste bocht door of we gingen alweer over de kop.’ Hoeke houdt het op ‘een wervelstorm’. Daar krijgt de lezer weinig van mee.
Om te kunnen schrijven over wat dan ook, is distantie nodig. Het wreekt zich dat die hier, hoe begrijpelijk wellicht ook, ontbreekt. Er valt geen onvertogen woord in het hele boek. Hoeke en Van Roosmalen schrijven om de dingen heen. Hoeke schrijft bijvoorbeeld: ‘Ging de Man nog even douchen, werd ze wakker zodra hij de eerste trede van de trap raakte, en de keer dat hij in volle vaart onze slaapkamer binnenliep om een handdoek te pakken kwam de bruut wakker geschrokken baby hem bijna op een echtscheiding te staan, de zoveelste die maand.’
Hoe ging dat, die ruzie? Wie zei wat? Hoe voelde het? De lezer blijft een buitenstaander. Hij voelt er weinig bij, omdat het bij een constatering blijft, het glijdt van je af als water van een eend. De columns in dit boek zijn weliswaar soms vermakelijk — vooral als er anderen in voorkomen dan het kerngezin — maar blijven toch wat flets. Dat is een gemiste kans. Van Roosmalen is scherper en spitsvondiger dan Hoeke, in zinnen als: ‘Voor het eerst in lange tijd deed ik weer eens dingen voor het eerst, hoewel ik soms hoopte dat het tevens de laatste keer was’, maar pakt vervolgens toch, anders dan in zijn overige werk, niet echt lekker nietsontziend uit.
Hoeke gaat zelfs zover dat ze woeste uitroepen tussen bij voorbaat vergoelijkende haakjes plaatst: ‘Maar sommige buien kwamen zomaar, ineens, ze waren niet te stoppen en het waren die momenten dat het bloed naar de kop steeg, het zweet op je lip stond, en het geluid zo dwingend en doordringend was dat je van de weeromstuit ruzie kreeg met elkaar (‘Pak haar dan o-op!’), bijna schreeuwde tegen haar (‘Wat is er nou, wat is er nou?’) en daarna het liefst naar buiten vluchtte, weg van alles, weg van dit leven dat je zo gruwelijk had onderschat.’
De vluchtdrang die ze noemt, is nergens voelbaar in dit boek. De nestdrang wel. Die is vertederend, het zijn lieve ouders, maar echt spannend of grappig wordt het dus niet. Als het maar niet op ons lijkt is een saai boek als je geen baby hebt of krijgt, en dat had niet zo hoeven zijn.
Judith Eiselin
Eva Hoeke en Marcel van Roosmalen – Als het maar niet op ons lijkt. Het eerste jaar als ouders. Meulenhoff, Amsterdam. 272 blz. € 17,50.