Recensie: K. Schippers – Bij Loosdrecht
De poëzie van het kijken
Een keuze uit de gedichten, door de dichter zelf samengesteld. Nummer 90 in de serie Rainbow Essentials, een mooi rond getal: Bij Loosdrecht.
We kennen K. Schippers (pseudoniem van Gerard Stigter, 1936) van de korte, humorvolle gedichten, spelend met getallen, beeld en taal, schatplichtig aan Marcel Duchamp, Jan Hanlo, Nescio en Willem Elsschot. Eind jaren vijftig schopte hij samen met J. Bernlef en Gerard Bron met het tijdschrift Barbarber tegen de gevestigde orde (‘het serieuze gelul’). K. Schippers onderscheidt zich vanaf dat moment met authentieke, frisse, onorthodoxe poëzie. Luchtig en relativerend.
Eerst maar even door naar het titelgedicht van de bloemlezing:
Bij Loosdrecht
Als dit Ierland was,
zou ik beter kijken.
Hier hebben we meteen de poëtica van K. Schippers te pakken: voor poëzie moet je goed kijken. Welke waarde ken je toe aan de woorden? Wat betekent de context van de woorden, of wie ze geschreven heeft? Vinden we iets exotisch vaak mooier, omdat het meer inspanning vergt het te bereiken? Zouden we niet eigenlijk alles met dezelfde onbevangenheid en nieuwsgierigheid tegemoet moeten treden?
Wat deed de dichter bij Loosdrecht? Wat heeft de dichter met Ierland? Maakt de dichter zichzelf hier een verwijt? Schiet Loosdrecht tekort, of wordt Loosdrecht door de kijker tekortgedaan?
Wat vragen we ons eigenlijk niet af naar aanleiding van dit gedicht van acht woorden? De kr
acht van goede poëzie in optima forma: zichtbaar maken wat niet geschreven is. De poëzie van het kijken. Want dat is steeds wat opvalt na het lezen van gedichten van K. Schippers: de beelden die in het hoofd achterblijven, als foto’s of videofragmenten.
Een ander schitterend voorbeeld is het liefdesgedicht ‘Ja’. Hierin neemt Schippers ons mee in de exercitie van de dichter om een goede liefdesverklaring te noteren. Het credo is helder: hoe meer we weglaten, hoe beter het er staat:
Ja
Ik heb je lief zoals je soms
gelijk een gouden zomerdag bent
nee nee nee
ik heb je lief zoals je bent
nee nee
ik heb je lief zoals
nee
ik heb je lief
De thematiek van K. Schippers is alledaags, gaat over het leven zelf en wordt met een lichtvoetige toon trefzeker neergezet. Het adagium dat schrijven schrappen is, neemt hij in zijn poëzie vrij letterlijk. Gedichten van enkele woorden zijn geen uitzondering. Zelfs een wiskundige grap als het gedicht ‘Zes’:
Zes
Een, twee, drie, vier, vijf, zeven
Gewoon een leuke grap, kun je zeggen, maar het blijft om onverklaarbare redenen maar rondzoemen in het hoofd. De fascinatie voor de hermetische getallenleer is in een aangenaam ritme in de bundel verwerkt. En ook de bekende ‘ready mades’ zoals ‘De autobezitter’. Niets anders dan een feitelijke waarneming die door de manier waarop K. Schippers het opschrijft, humor wordt. Goede, weldadige humor.
Het plezier in taal spat van elke bladzijde af en is zeer aanstekelijk. Daarom is dit een rijke bundel. De toon heeft nog niets aan belang ingeboet. Ik zou bijna zeggen dat het een geneeskrachtig antidotum is voor iedereen die kranten leest.
Fijn dat deze gedichten nu in een handzame bundel voor een bescheiden bedragje beschikbaar zijn. Je kan hem overal lezen, in bed, in bad of op de wc. Als ik een suggestie mocht doen: op een bankje in het park, ’s ochtends als de mensen naar hun werk gaan. Ze zullen het aan je zien.
Karel Feenstra
K. Schippers – Bij Loosdrecht. Rainbow Essentials, Amsterdam. 208 blz. € 12,50.
In zijn gedicht Ode aan Dordrecht (1974) citeert C. Buddingh’ K. Schippers’ Bij Loosdrecht. Hij verbindt er zijn eigen conclusie aan:
Dordt – wat zal ik ervan zeggen: ik ben er geboren
en woon er, op een paar onderbrekingen na,
al zo’n zesenvijftig jaar: dan weet je feitelijk niet beter:
Bankastraat, Voorstraat, Bagijnhof, Kromhout,
zelfde huizen, zelfde mensen, zelfde bomen, zelfde winkels:
K. Schippers schreef in een gedicht getiteld ‘Bij Loosdrecht’:
“Als dit Ierland was, zou ik beter kijken.”
Het prettige is, vind ik, van Dordt dat ik er helemaal
niet meer hoef te kijken, maar lekker kan denken aan alles
wat maar bij mij opkomt: de stad stoort mij niet,
zomin als ik, hoop ik, de stad stoor:
wij zijn als twee goede buren
die elkaar welwillend toeknikken, soms even
een babbeltje maken maar verder ieder hun eigen weg gaan.