Recensie: Marguerite Duras – Gesprek in een parkje
Veranderen op een bankje
…c’est en écoutant se taire les gens dans les squares de Paris.
..ik heb geluisterd naar wat er in de plantsoenen van Parijs wordt verzwegen’ – mooier kan een schrijver niet uitleggen hoe een boek dat voornamelijk bestaat uit dialogen tot stand is gekomen. Het gaat dan ook om Marguerite Duras (1914-1996), in Nederland vooral bekend van Moderato Cantabile (1958) -ook wel genoemd ‘de Madame Bovary van de 20e eeuw’- als scenarist van Hiroshima, mon amour (Alain Resnais 1959) en als auteur van l’Amant (1984) – bekroond met de Prix Goncourt en door Marianne Kaas vertaald als De minnaar.
Het werk van Duras is veelvuldig gespeeld en verfilmd. Vanaf 1969 regisseert ze haar eigen teksten en in 1972 komt India Song uit. In haar grote oeuvre combineert ze vanuit haar autobiografie thema’s als liefde en dood met wat we nu een grote ‘sociale betrokkenheid’ noemen.
le Square verscheen in 1955 als korte roman en een jaar later als toneelbewerking. Kiki Coumans vertaalde de tekst als Gesprek in een parkje, een titel die meer over de inhoud verraadt dan de letterlijke betekenis ‘het plantsoen’.
Het kind kwam rustig aanlopen door het parkje en ging voor het meisje staan.
‘Ik heb honger,’ zei hij.
Dat was voor de man de aanleiding om het gesprek te beginnen.
Een kind, een meisje en een man, met deze afstandelijke beschrijving worden de personages geïntroduceerd. Prachtig, want ze zijn dan nog vreemden voor elkaar.
Het kind is voor de man de aanleiding om met het meisje in gesprek te raken. En ze blijven met elkaar praten, over abstracties als ‘geluk’ en ‘hoop’, over een huwelijk en over voorbij geluk in een stad ver weg; over kersen en over een koelkast. Het meisje en de man proberen elkaar te helpen en overwinnen daartoe ergernisjes tijdens hun gesprek. Die inzet ontroert, omdat ze er daarmee in slagen hun goede bedoelingen vorm te geven.
‘Ach, wij zijn echt de allerminsten.’
‘Die moeten er ook zijn.’
Beide personages in ‘Gesprek op een bankje’ hebben een nederige maatschappelijke positie. Het (dienst)meisje wil aan de armoede ontsnappen middels een huwelijk, de handelaar-in-kleingoed wil zich bevrijden van zijn ‘hoop op hoop.’
Het blijft ‘Mademoiselle’ en ‘Monsieur’, maar in het tweede deel van de tekst krijgt het kind een naam en komen ‘juffrouw’ en ‘meneer’ dichter bij elkaar. In hun gesprek horen en zien ze elkaar – en daarmee lijkt een belangrijk aspect van hun dromen vervuld.
‘Meneer, ik wilde u nog vragen: als je iets de hele tijd wilt, ieder uur van de dag en nacht, krijg je het dan ook altijd?’
‘Ik geloof niet dat je het altijd krijgt, juffrouw, maar het is wel de beste manier om het te proberen, om de kans zo groot mogelijk te maken. Een ander manier zie ik niet’.
Kritiek dat haar personages niet praten zoals een ‘echt’ dienstmeisje en een ‘echte’ reizende handelaar pareert Duras. Ze laat hen praten op de manier waarop ze hadden willen praten – als ze dat hadden gekund. Duras wilde ‘de arbeider’ niet verheffen. Ze wilde hem een verheven stem geven.
In de vertaling van Kiki Coumans is de ietwat stijve, gedateerde taal van het origineel behouden. Dat werkt meestal, want met die taal tilt Duras hun gesprek uit boven het alledaagse. Een zin als ‘Ik ben in zekere zin een soort van handelsreiziger, als u begrijpt wat ik bedoel.’ doet dat voor mij minder, ook omdat na die bijzin Heer Bommel het parkje komt binnenwandelen. ‘Had u dan een afkeer tegen alle beroepen en leefwijzen?’ moet aan de redacteur ontsnapt zijn, want Duras veroorlooft zich geen fouten. Jammer, in dit verder zo voorbeeldig uitgegeven liefdewerk-nieuw-papier. Het omslag van deze eerste Nederlandse vertaling werd met loden letters, in vijftien kleurvarianten, door de uitgever gedrukt op een honderd jaar oude boekdrukpers. Het boek is een aanwinst voor alle liefhebbers van Duras en voor mensen die willen kennismaken met het werk van deze formidabele auteur.
Aletta Becker
Marguerite Duras – Gesprek in een parkje. Vertaald door Kiki Coumans. Vleugels, Bleiswijk. 96 blz. €21,95.