Recensie: Robert Anker – Nieuw-Lelievelt
De kunst van het bouwen
Als student Nederlands nam ik mezelf ooit voor om van elke bekende(re) vaderlandse auteur ten minste één boek te lezen; een voornemen dat ik uiteraard bij lange na (nog) niet gehaald heb. Desalniettemin probeer ik met enige regelmaat een nieuwe naam aan de leeslijst toe te voegen, zeker wanneer een voor mij nog onbekende schrijver het nieuws haalt. Het droevige bericht onlangs dat Robert Anker (1946-2017) was overleden, deed me dan ook direct naar mijn boekenkast lopen om er een roman uit te pakken die daar vreemd genoeg al jarenlang ongelezen in bivakkeerde: Nieuw-Lelievelt (2007).
Het verhaal van deze overvolle maar vlug vertelde roman laat zich als volgt samenvatten: Louise (Wies) Bouwmeester heeft een opmerkelijk rimpelloze jeugd ten tijde van de oorlog, hetgeen verklaard wordt als haar vader (een klassieke aannemer) na de bevrijding wordt gearresteerd wegens collaboratie met de bezetter. Hij vertrouwt Wies later op zijn sterfbed ook nog een geheim toe omtrent het verraad van een ondergedoken joodse familie en zijn betrokkenheid daarbij. Wies probeert het blazoen van haar vader enigszins te reinigen door zelf in Delft bouwkunde te studeren en zich sterk te maken voor de sociale woningbouw in de daaropvolgende decennia. Haar idealen worden echter stuk voor stuk afgebroken door de turbulente tijdsgeest en op het persoonlijke vlak zit het haar ook al niet echt mee. Zo laveert ze door de tijd als een steeds verder ontgoochelde weldoener – met een mislukt ontwikkelingsproject in Senegal als dieptepunt – die weinig waar voor haar inzet krijgt.
Tegen dit persoonlijke verhaal schetst Anker de belangrijkste tendensen van de naoorlogse periode op politiek en sociaal vlak, van ontwikkelingen op wereldniveau tot conflicten in de plaatselijke gemeenteraad. Bekende thema’s keren telkens terug: de voortdurende strijd tussen goed en kwaad en de vele grijze vlakken daarin, vooruitstrevende, naïeve idealen (Wies) tegenover zelf-verrijkend conservatisme (onder andere haar broer Nol) en de wijze waarop het verleden van de oorlog zijn weerslag op het heden vindt. Wies maakt na verloop van tijd zelfs een uitstapje naar Israël om aldaar de weduwe van haar voormalige geliefde (omgekomen bij een bomaanslag) te bezoeken. In de geest van W.F. Hermans of A.F.Th. van der Heijden probeert Anker de vaderlandse geschiedenis te reciteren aan de hand van een (on)opvallend hoofdpersonage (Wies heeft als ‘vrijgevochten vrouw’ in sommige opzichten wel wat weg van Paulina uit Hermans’ Au Pair), maar hij slaagt hier slechts ten dele in.
Het voornaamste bezwaar dat ik tijdens het lezen van Nieuw-Lelievelt ondervond, was het gebrek aan spanning. Vanaf het begin lijkt voor de lezer al min of meer vast te staan hoe Wies zich zal ontwikkelen en op welke vlakken haar leven een gebrek vertoont, en Anker kleurt deze lijntjes vervolgens zonder al te veel verrassingen in. Hij tekent weliswaar een realistisch beeld van een ontgoochelde generatie en een sympathiek hoofdpersonage, maar dit is desondanks weinig kleurrijk of verheffend. De beschrijvingen zijn accuraat en de taal dik in orde, maar nergens voelde ik de behoefte een passage te herlezen of onderstrepen.
Dan rent ze naar binnen, door de salon – niemand – naar de keuken. Daar zit haar moeder schuin aan de grote tafel. Strak gezicht, droge ogen. Haar blik schampt die van Wies en ze kijkt weer naar buiten. De vingers van de hand die op tafel ligt, tikken en trommelen op het blad. Nol is buiten. Wies hoort hem onophoudelijk een tennisbal tegen de zijmuur slaan. In de bijkeuken blaft de hond.
Het unieke element in deze roman zit hem vooral in de uitgebreide focus op het bouwen, dat naarmate het verhaal vordert, van een motief in een heus thema verandert. In elk deel van het boek ligt het accent net even anders: eerst is vader Rudolf Bouwmeester diegene die zijn ideeën over bouwen en het runnen van een business tentoonspreidt, daarna volgen we Wies tijdens haar studie bouwkunde (inclusief collegedictaten en uitvoerige discussies met studenten over maatschappelijk bouwen), daarna is er het intermezzo in Afrika en hoe Wies aldaar met haar geliefde probeert een dorp op het platteland te verheffen door middel van de aanleg van een irrigatiesysteem en het creëren van een aantrekkelijk centrum met een markt en apotheek, dat overigens na hun vertrek door vijandige stammen vernietigd wordt.
In het laatste deel van de roman wordt het bouwen steeds prominenter: Wies gaat werken bij/met Hubert Stam; een flamboyante architect die allerhande vernieuwende projecten door het land heen runt, waarmee ze uitgebreide ideeën tentoonspreidt over de toekomst van woongemeenschappen. Anker heeft zijn huiswerk uitvoerig gedaan op dit gebied, maar soms wordt het ‘gefilosofeer’ iets te technisch en meer dan eens haalt op z’n minst de vaart uit het verhaal. Uiteindelijk mondt de samenwerking uit in een breuk nadat Wies met haar niet te stoppen idealisme een corrupt bouwproject blootlegt (een soort grote bouwfraude avant la lettre), waarna ze zich ook volledig afkeert van de sector en haar architecturale bezigheden. Aan het eind houdt ze zich vooral bezig met haar familie en het troebele verleden.
Het interessante hieraan is dat Anker het bouwen mooi weet te verweven met veel andere thema’s en de ontwikkeling van het naoorlogse Nederland: de maatschappelijke ideeën over wederopbouw en vooruitgang zien we telkens terug in de wijze waarop er gebouwd wordt. Wies is een liefhebber pur sang die niet alleen bouwt vanuit het idee voor mensen een zo fijn mogelijke leefomgeving te scheppen, maar ook van mening is dat de welvaart en het welzijn stijgen dankzij moderne nieuwbouwwijken of de bijna utopische projecten van haar en Stam. Dit staat in mooi contrast met het landhuis dat de roman zijn titel geeft; de plek waar ze opgroeit en zich uiteindelijk terugtrekt om haar moeder te verzorgen. Vanuit de oude elite verwordt Wies een PvdA’er met bouwhelm.
Met Nieuw-Lelievelt leverde Robert Anker vooral een typisch naoorlogse Nederlandse roman op. Naar verluidt is dit boek geen hoogtepunt in zijn rijke oeuvre, en het boeide mij ook niet genoeg om met veel plezier door te blijven lezen. Anker is een kundig schrijver, maar deze roman is als een onopvallend en voorspelbaar bouwwerk: het bestaat, maar weinigen die ervan genieten.
Willem Goedhart
Robert Anker – Nieuw-Lelievelt. Querido, Amsterdam. 256 blz. € 19,95.