Recensie: Wisława Szymborska – Zwart lied
In haar debuut herken je in de verte de grandeur van de latere Szymborska
Een aantal gedichten uit het debuut van de Poolse dichteres Wisława Szymborska, Zwart lied, werd eerder gepubliceerd in tijdschriften, zoals het ingekorte ‘Ik zoek het woord’, maar het merendeel zag nooit eerder het licht. Publicatie van het werk dat Szymborska tussen 1944-1947 schreef, was in het Polen van de jaren vijftig onmogelijk.
In Zwart lied treffen we niet de verbijsterend luchtige verzen aan van de Szymborksa zoals we die kennen. Het beste werk van Szymborksa, zoals ‘Uitzicht met zandkorrel’, ‘De eerste foto van Hitler’ en ‘Einde en begin’ is altijd op een vreemde manier luchtig. Ze schrijft nooit herkenbaar biografisch. Haar werk is laconiek, ironisch en levendig. Over de Himalaya bijvoorbeeld schrijft ze: ‘bergen die rennen naar de maan’.
Gerard Rasch, die de bloemlezing Uitzicht met zandkorrel (1997) vertaalde — voor het grote publiek de introductie met het werk van Szymborska —, karakteriseerde haar debuut als gedichten zonder raffinement, al zitten er volgens hem wel een aantal kenmerkende paradoxale gedachten in. Het zijn inderdaad niet zulke overtuigende gedichten waarmee Szymborska bijna was gedebuteerd. Achteraf kan je zeggen dat ze haar vorm nog lang niet had gevonden. En ook dat Uitzicht met zandkorrel een goede keuze uit haar werk was.
Haar werk in Zwart lied is te gedragen (‘om een streepje schone hemel/ strijden we’), onnodig omslachtig en niet zo lenig als het latere werk. In ‘Bij het verlaten van de bioscoop’ staat: ’Ik keer terug naar jullie, in de echte wereld’. Te weinig is er sprake van eenvoud en helder taalgebruik. Af en toe volgt ze een gedachtegang waarin je in de verte de grandeur van de latere Szymborska kunt herkennen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze gedichten de basis vormden voor enkele gedichten die ze later schreef. Althans dat staat in het biografische Prullaria, dromen en vrienden, waarin trouwens ook wordt benadrukt dat dit niet zo’n goede bundel is.
Er zijn natuurlijk uitzonderingen. Bijvoorbeeld het gedicht ‘Jodentransport’ met de volgende regels:
Buiten is de hele wereld:
een verte verzadigd van bos,
heuvels in bronnen gedrenkt
en de dood onder verzadigde lucht.
Maar bij hen (-opgesloten in de vaart van rails-)
werden gezichten veranderd in benauwende duisternis
De schreeuw sterft weg als geluidloos lood.
[…]
Of deze prachtige regels: ‘De kleur van de dag is van de hemel en bladeren/ Die vind je dus niet in een doosje met kleurkrijtjes […]’. En deze: ‘Ze zijn als de wind in een leeg huis – gedachten.’ Maar vooral: ‘De geschiedenis werd niet verwelkomd met fanfares:/ – ze strooide vuil zand in onze ogen./ Voor ons lagen verre en blinde wegen,/ vergiftigde bronnen en bitter brood.’
Een onrijp debuut met hier en daar een vondst. Maar het maakt wel weer nieuwsgierig naar haar overige werk.
Rieuwert Krol
Wisława Szymborksa – Zwart lied. Vertaald door Ad van Rijsewijk. Meulenhoff, Amsterdam. 46 blz. € 17,50.
Lees ook de recensie van Guus Bauer.