Column: Coen Peppelenbos – Leedvermaak
Leedvermaak
De grootste eer die een dichter te beurt kan vallen is als een gedicht van hem in de openbare ruimte een plaats krijgt. Sinds kort houdt dichteres Kila van der Starre een site bij (straatpoezie.nl) waarop je kunt zien waar in Nederland of Vlaanderen je zomaar in het wild tegen een gedicht kunt oplopen. De site telt al bijna duizend plekken, dus zo exclusief is het niet meer. Er zijn dichters die zeer gewild zijn: Rutger Kopland, Jean Pierre Rawie, Judith Herzberg.
Het is oppassen geblazen voor schilders die een vers op de muur schilderen. In Zutphen werd een deel van een gedicht van Ida Gerhardt op een muur gezet. Voor de laatste vier regels van het negenregelig gedicht was geen ruimte, zodat er nu een gemutileerd vers op een muur pronkt. Dat is nog tot daaraantoe, maar in de titel ‘Onvervreemdbaar’ ontbrak de letter ‘d’, zodat er ook nog een fout op de muur stond. Boekhandel Broekhuis eerde Willem Wilmink vorig jaar met een drie verdiepingen lang gedicht over Enschede: ‘Textielstad‘, met de prachtige openingsstrofe: ‘Het is het eindpunt van de trein, / bijna geen mens hoeft er te zijn, / bijna geen hond gaat zover mee: / Enschede.’ Toen de schilder klaar was ontdekte men dat in het vijfde kwatrijn een woord was overgeslagen. ‘Bijna geen heeft hier nog weet / van uw gelatenheid, uw leed.’ Achter het woord ‘geen’ had het woord ‘mens’ moeten staan. Volgens Herman Finkers, geciteerd in Tubantia, geen probleem: ‘Wat er nu staat vind ik véél mooier.’
Dan nu de overtreffende trap. ‘Denk niet na en laat je overspoelen. Word nat, natter, en je begrijpt ineens alles.’ Een tekst van Hans Verhagen hangt in Vlissingen op een gevel. Er was echter één probleem: de dichter wist niet dat hij die regels geschreven had, noch kon men de regels vinden in zijn verzamelde gedichten. Na enig speuren kwam men er deze week achter dat de tekst afkomstig was van Mario Molegraaf uit een artikel over Hans Verhagen. Dat lijkt me de ultieme roem: dat zelfs teksten van anderen aan jou worden toegeschreven.
Gerrit Achterberg
Deze column stond eerder in een iets andere vorm in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 11 maart 2017.