Column: Coen Peppelenbos – Rubric
Rubric
Columnisten die schrijven over het schrijven van een column zouden per direct ontslagen moeten worden. Toch wijk ik even van deze wet af omdat ik in Levende Talen (de Arts & Auto voor docenten) een artikel van twee wetenschappers las over het schrijven van een column in een havo 4-klas. De leerlingen beoordeelden elkaar aan de hand van een rubric (een soort scoreformulier) waarop maar liefst 26 punten stonden waarop hun column van feedback werd voorzien (nagekeken werd). Sindsdien slaap ik slecht, want als ik volgens die rubric beoordeeld zou worden dan zou ik een vette onvoldoende scoren.
‘De schrijver laat zien dat hij zich heeft ingeleefd in de lezer.’
Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk. Ik heb altijd maar één criterium bij alles wat ik schrijf: mijn moeder moet het ook kunnen begrijpen.
‘Er is voldoende variatie in klank.’
Ik weet niet eens wat ze hiermee bedoelen. Klank?
‘In de tekst wordt de spanning opgebouwd.’
De spanning is meestal of ik wel de juiste hoeveelheid woorden tik.
‘De tekst heeft 400 woorden.’
Shit, daar ga ik al.
Vroeger bestond het vak Nederlands aan de universiteit uit twee richtingen: taalkunde en letterkunde. Daar kwam uit het niets taalbeheersing bij. Een richting voor sneue mensen die niet echt iets konden en van Bob Dylan hielden. Al snel bleek taalbeheersing alle andere richtingen te overwoekeren met desastreuze gevolgen voor het taalonderwijs in het voortgezet onderwijs. Leerlingen moesten eerst luisterplannen, schrijfplannen of spreekplannen maken voordat ze een taak mochten uitvoeren. Het meest opvallende was dat de taalbeheersers zelf nooit goed waren in datgene wat ze onderwezen. Ze gaven verschrikkelijk saai les ondanks de chronische dronkenschap waaraan ze meestal leden en waardoor de voorste collegebanken altijd leeg waren. Daarnaast konden ze geen van allen een leesbaar artikel schrijven. Die artikelen waren net zo ondoorgrondelijk als de songs van Dylan. Ik denk dat alle ellende in de wereld is begonnen met de introductie van taalbeheersing. Zelfs de naam van de richting was al dubieus. Letterkunde en taalkunde waren kundes, taalbeheersing was geen kunde maar een soort bezigheid, zoals zelfbeheersing.
Dat alles wil niet zeggen dat wij letterkundigen niet ook boter op ons hoofd hebben. Op de meeste scholen laten we leerlingen nog van die vermaledijde boekverslagen schrijven, terwijl je nooit leraren zoiets in de praktijk ziet doen. We laten kinderen producten maken die wij zelf nooit maken en we vinden dat niet raar. En als we ze artikelen laten maken die wel een functie hebben buiten de school, dan verknallen we dat met 26 aandachtspunten. De meeste leraren schrijven nooit een column of een recensie die zo de krant in kan of zo op de site geplaatst kan worden, maar hun leerlingen moeten wel kunnen voldoen aan zo’n veeleisende rubric. Het taalonderwijs dat via de universiteit tot ons komt is volslagen losgezongen van de werkelijkheid.
Ik heb maar drie eisen. Verveel de lezer niet. Probeer één originele gedachte te spuien. Zorg dat ten minste een paar mensen zich ergeren. Houd je niet aan voorschriften.
Coen Peppelenbos
Deze column stond in een iets kortere versie eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 15 april 2017.
Lees het artikel in Levende Talen hier. De afbeelding van de rubric komt uit het artikel.
(afbeelding: Johann Peter Hasenclever – Die Dorfschule (horend bij het boek De Jobsiade)
Missie geslaagd, ik heb me geërgerd aan je column. Makkelijk scoren met een serie ongefundeerde, ongenuanceerde beweringen.
Taalbeheerser zeker.
Toen wij moesten kiezen na de propedeuse (eind jaren ’80), vloog driekwart naar Taalbeheersing, want daar kon je geld mee verdienen, op de een of andere manier. Ik vond het wel lekker rustig daarna, bij historische taalkunde…
Geen fan van rubrics, maar op puntje 2.7 scoor je een duidelijke onvoldoende.
Gefeliciteerd! Deze column neem ik op in mijn column-lessen in V6. Ik zal eens kijken op welk cijfer zij uitkomen… 🙂
(oja overigens zeggen sommigen over doceren nog steeds: those who can, do; those who can’t, teach)
beste vlogboek literatuur, misschien heb je ook zoiets als een argument?
Haha, argumentatie is toch meer iets voor taalbeheersing?
Je gaat voorbij aan de complexiteit van schrijven, zeker voor een 15- of 16-jarige die de grootste moeite heeft om informatie te vergaren, te ordenen en om die vervolgens op papier te krijgen. Kennis van didactiek en niveau lijkt mij daarom een vereiste om iets zinnigs over het schrijfonderwijs voor deze leeftijd te kunnen zeggen. Scholieren doe je geen dienst met slechts drie inhoudelijke, deels overlappende eisen. Ik zou zelfs willen afraden om scholieren de vraag voor te leggen of een tekst verveelt, want als ik je column aan een 4h-klas zou voorleggen dan kan ik je het antwoord op een presenteerblaadje geven. Saai! Ik zou willen dat ik mijn feedback vooral kon beperken tot het beoordelen van originele en prikkelende ideeën, maar daar gaan de meeste leerlingen echt niet beter van schrijven.
De rubric, nogmaals geen fan, wordt door deze wetenschappers beschreven als houvast voor de feedback die leerlingen elkaar moeten geven. Het artikel beschrijft dat leerlingen vervolgens zelf moeten afwegen of ze het eens zijn met de feedback. Met andere woorden: een leerling die slecht wordt beoordeeld op puntje 2.7 heeft alle recht om het oneens met zijn beoordelaar te zijn.
Ik ga helemaal niet voorbij aan de complexiteit van schrijven, integendeel. Ik denk dat de meeste docenten niet eens in staat zijn om een plaatsbare column of recensie te schrijven. De meeste docenten hebben ook nog nooit een recensie of column geschreven die verder komt dan de schoolkrant. Hoe zou dat komen? Omdat er in de echte wereld heel andere eisen gesteld worden aan een column en een recensie.
Voor het geval je het gemist hebt: deze column is niet echt bedoeld voor leerlingen en mijn eisen zijn licht ironisch geformuleerd.
Ik denk dat je eerst moet vaststellen wat voor soort column je (de leerling) gaat schrijven. Er zijn wel twintig soorten columns, van literaire tot actuele, van persoonlijke tot informatieve, van voetbalcolumns tot taalcolumns etc. etc. Er is geen recept voor een goede column. Wat je zult moeten doen met leerlingen is kijken hoe vakmensen columns schrijven. Analyseer waarom dat goede columns zijn. Uit die analyse zal nooit naar voren komen dat de column twee plusjes krijgt omdat de titel zo motiverend is. Titels van columns uit de Volkskrant van afgelopen zaterdag zijn bijvoorbeeld:
Sterke man
Dag van de zon
Vrijheid van onderwijs heeft kwaliteit geen goed gedaan
Aandeelhouders
Bloedsporen
Knack-Arsch
Angsthaas
Een sterk wapen
Wiskunde en gym
Waar ligt alles toch aan?
Wat valt op? De meeste titels zijn kort. Heeft dat een reden? Ja, want de ruimte voor een staande column in de krant is kort. De lange titel hierboven hoort bij een liggende column. Als ik een lange titel boven mijn column in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden zet die over twee regels gaat, dan betekent het dat van de toneelrecensie onder mijn column een groot aantal woorden ingekort moet worden. Hetzelfde geldt voor de lay-out. Hier op Tzum heb ik alle ruimte en is mijn column uitgedijd. In de krant moet ik mij houden aan een maximum van 350 woorden en worden de witregels wegens ruimtegebrek verwijderd. Dat zijn slechts twee praktische regels die de krant oplegt aan de columnist.
Inhoudelijk gezien gaat het erom dat een column een eigen visie of een eigen stem laat zien of horen. Dat is het moeilijkste, maar ik denk dat je daar naar moet zoeken met leerlingen in plaats van die dodelijk saaie afvinklijst die een schijnzekerheid biedt. Ik vermoed dat je op al die 26 punten een plusje kunt scoren en toch een volstrekt saaie column kunt schrijven. Dan heb ik liever een leerling die uit de bocht vliegt en de helft van de punten op de rubric mist, maar mij wel weet te raken.
Gerbrand Bakker die hierboven reageerde heeft zo’n eigen stem en daarom nemen ze hem als columnist. Maxim Februari, Arnon Grunberg, Bas Heijne, Peter Middendorp, A.L. Snijders (als je zijn zkv’s ook tot de columns rekent): ik lees ze graag, maar niet vanwege ‘de heldere hoofdgedachte’ of vanwege de per alinea uitgewerkte hoofdgedachte.
Ha Coen,
Enkele columnisten die je noemt zijn het bewijs dat je columns schrijven niet in de schoolbanken leert. Misschien kunnen we hieruit concluderen dat een gebrekkige middelbare school juist leidt tot columnisten met een eigen stem. Maar dat zou een drogreden zijn.
Laat ik een voorstel doen, want er zijn in mijn ogen veel te veel columnisten. Daarentegen is er een tekort aan docenten. Laten we op alle middelbare scholen in Nederland de methodiek-Peppelenbos invoeren en columnisten voor de klas zetten. Enige voorwaarde is dat ze hun eigen onderwijstrauma opzij zetten. Het zal leiden tot een nog groter overschot aan columnisten die nergens aan de bak kunnen behalve op hun blog. De lerarenopleiding kunnen we opdoeken.
Zo te zien scoor jij ook niet hoog op een heldere hoofdgedachte formuleren.
Er zijn inderdaad te veel columnisten: een aantal bij wie het hoofd
van een bekende Nederlander staat afgebeeld bijvoorbeeld Paul de Leeuw of Halina Reijn