Recensie: David Foster Wallace – Korte gesprekken met afgrijselijke mannen
Zoekende schrijver
Elk woord, elke zin van David Foster Wallace wordt als een parel gekoesterd. Al sinds zijn debuut, De bezem van het systeem, uit 1987 (vertaald in 1989) wordt Wallace wereldwijd gezien als een van de invloedrijkste schrijvers van de moderne tijd. Die status werd jammerlijk versterkt door de zelfmoord van Wallace in 2008. Hij was nog maar 46 jaar. Mede daarom wordt zijn oeuvre tot in der treuren gekoesterd, nee verafgood.
Dat koesteren, dat geldt ook voor mij, want in 1989 van de sokken geblazen door De bezem van het systeem; van de sokken geblazen door Wallace’s hyperintelligente ironie en postmodernistische stijl. Dit was een jonge schrijver waar we de toekomst mee in konden gaan. Met Infinite Jest – zo’n 1.100 pagina’s – creëerde hij in 1996 zijn meesterwerk, maar dat meesterwerk bleef in Nederland onvertaald. Wat dat betreft bleef het sappelen, want – mede door David Foster Wallace’s wat rigide latere werk – komt de Wallace-adept die zijn fictiewerk in het Nederlands wil lezen maar moeilijk aan zijn trekken. In feite is er dan, behoudens non-fictieteksten, alleen nog maar de onvoltooide roman De bleke koning – vertaald in 2011 en uitgespreid over ruim 600 pagina’s. Een mooi, zij het versnipperd boek in een adequate vertaling.
Het lijkt erop dat uitgeverij Meulenhoff zich ontfermd heeft over het legaat van David Foster Wallace, nu zij ook Korte gesprekken met afgrijselijke mannen op de Nederlandse markt heeft losgelaten – dat dus al in 1999 verscheen. En het lezen daarvan is nu, moet ik zeggen, geen onverdeeld genoegen. Een verhalenbundel met zo’n ruim twintig lange en zeer korte verhalen, waarvan er inderdaad vier gewijd zijn aan ‘Korte gesprekken met afgrijselijke mannen’, maar ook drie die de titel ‘Alweer een voorbeeld van de poreusheid van sommige grenzen’ (gevolgd door een willekeurig Romeins cijfer) dragen. Het moge duidelijk zijn: hier doet zich de experimenteerdrift van Wallace in extremis gelden. Het gaat Wallace alhier namelijk niet om de inhoud, maar om de vorm. Wallace beproeft zichzelf zonder afdoende rekening te houden met de lezer. En dat is jammer.
Wallace bedient zich, net als in De bleke koning, veelvuldig van de extensieve voetnoot. Voetnoten die pagina’s lang doorgaan – ook nog eens in een minuscule lettergrootte. Het lijkt Wallace’s idee van humor te zijn, maar het werkt eerder irritatie in de hand. Het wordt nog erger als ook de voetnoot weer wordt verbijzonderd in een asterisk. Een verhaal wordt dan zowel figuurlijk als letterlijk onleesbaar. En wat er overblijft is het eigen plezier van de auteur: hij is nauwelijks geïnteresseerd in de lezer. De thema’s die in de verhalen aan de orde komen zijn typisch die van de suburban jongeren die in de jaren tachtig opgroeien in gebroken gezinnen. Egoïsme, onthechting, seks-drive en de alomtegenwoordige depressies; Wallace legt de deprimerende kaalslag van het zo moeizaam geleefde leven feilloos bloot. Dat is wel weer knap. Zo beschrijft hij de gevoelens, angsten en gedachtenkronkels van een 13-jarige bovenop een duikplak in ‘Voor altijd van bovenaf’ invoelend en teder en is ‘Adult World (I)’ zeker geestig, al is ‘Adult World (2)’ grappig bedoeld maar eerder overbodig. Daar komt bij dat de bundel is volgepropt met onzinnige hersenspinsels, hermetische monologue interieur en stream of consciousness-achtige eenrichtingsverkeerdialogen. En voetnoten, vele irritante voetnoten. Zinnen zijn bovendien vaak zo eindeloos lang dat ze eerder ergeren dan plezieren. Van het spreekwoordelijke meanderen is allerminst sprake; de woorden zijn vaak hoekig en hortend aaneengeregen tot ellenlange snoeren. Een willekeurig voorbeeld:
“Creativiteit” – neem bijvoorbeeld Nars herschikkende variant – lag nu in het manipuleren van welbekende thema’s & binnenkort, Profeteerde de Cis-sirene, zou dat op zijn beurt erkenning genieten, die apotheose van statische flux, & op zijn beurt cynisch worden ingezet voor precies datgene wat het erkende, als een trechter die zichzelf intrechtert.
Het is knap dit allemaal in fatsoenlijk Nederlands te vertalen, waarschijnlijk de reden dat vertalers Leen Van Den Broucke en Iannis Goerlandt voor deze vertaling genomineerd zijn voor Filter Vertaalprijs 2017. Het is ze gegund, al maakt dat Korte gesprekken met afgrijselijke mannen niet tot een aanbevelenswaardige verhalenbundel. De betekenis van de bundel lijkt er eerder in te liggen dat het stijloefeningen zijn van een zoekende schrijver, gericht op het instrument en niet op het object. Wat we na de dood van David Foster Wallace in het Nederlandse taalgebied overhouden is naast deze bundel geestig non-fictiewerk, een toespraak en die onvoltooide roman, maar waar het in het werk van Wallace echt om draait is natuurlijk Infinite Jest. Het zou Meulenhoff daarom sieren als ze het magnum opus van David Foster Wallace in een mooie vertaling op de Nederlandse markt zouden brengen. Zo’n vertaling is van een grotere importantie dan Korte gesprekken met afgrijselijke mannen.
En in een terzijde: de in David Foster Wallace geïnteresseerde lezer beveel ik de ontroerende speelfilm The End of the Tour (2015) meer dan van harte aan.
Wiebren Rijkeboer
David Foster Wallace – Korte gesprekken met afgrijselijke mannen. Vertaald door Leen van den Broucke en Iannis Goerlandt. Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam. 326 blz. € 24,99.
Toch een aanrader voor iedereen die wil proeven van David Foster Wallace. ZIjn stijloefeningen, tot in het absurde, zijn hoogst vermakelijk want uniek, scherp en ingenieus. Raymond Quesneau deed het al 99 keer met hetzelfde verhaal en ook dat was genieten. Grote schrijvers schrijven niet enkel om de lezer te behagen.