Underground: Sabahattin Ali – Madonna met bontjas
Leven voor een paar maanden
Als ik aan Turkije denk, dan denk ik niet aan Erdogan. Ik denk sowieso niet aan politici en al helemaal niet aan dictators, slechts af en toe, want een kenmerk van een dictator is dat hij zich aan je opdringt, iets waarvan ik niet ben gediend als het niet nodig is. Misschien dat een vrouwelijke dictator me beter zou bevallen, maar dat terzijde. Dictators verdienen het om genegeerd, ja vergeten te worden. Ze mogen zelf natuurlijk als ze aan hun onderdanen denken de illusie hebben dat ze almachtig zijn; de fantasie is vrij. Dat de fantasie vrij is, wil er paradoxaal genoeg bij de meeste dictators niet in. Toch moeten ze er wel aan geloven. In een mooi essay gepubliceerd in Trouw tijdens de Boekenweek schreef Paul van der Steen dat, ik parafraseer, hoe machthebbers ook proberen om de vrijheid de nek om te draaien, de kunst, de literatuur er toch altijd aan zal ontsnappen; kunst is leven en het leven kan nooit volledig tegengehouden worden. En dan heb je ook nog de genoemde vrije fantasie, de vrije gedachten, het recht waar, zoals de Socrates uit Kopenhagen ooit opmerkte, nooit gebruik van wordt gemaakt, terwijl men wel het recht op vrijheid van meningsuiting poogt af te dwingen – dat moet ter verdediging van alle dictators worden gezegd, maar dan moeten ze wel voor het opsluiten kiezen zonder marteling, de meeste onverlichte dicatators echter schrikken zoals bekend niet terug voor lichamelijk geweld en de dood: de ultieme vorm van monddood maken. Alhoewel, er zijn vaak getuigen of geschriften, en daar is het leven weer.
Nee, als ik aan Turkije denk, dan denk ik aan de Indische buurt in Amsterdam, waar ik gedurende mijn studententijd woonde. De Javastraat schijnt nu hip te zijn – eigenlijk politiek incorrect om een wijk ‘hip’ te noemen als ergens welgestelde mensen komen wonen, maar dat terzijde. Toen ik er nog woonde, rond de eeuwwisseling, samen met mijn lieve zus, studente voeding en diëtetiek, en een vriendin, studente theologie, woonden er veel immigranten – ergo: niet hip. We kochten groenten bij de Turkse groenteboer en tussen de middag at ik vaak een Turkse pizza bij een van de vele dito bakkers. Telkens als er in die tijd en later over het ‘multiculturele drama’ werd gesproken, dacht ik aan de Indische buurt. Nooit had ik last gehad van ‘buitenlanders’; degenen van wie ik last heb gehad zijn altijd autochtonen geweest, inclusief mezelf. Wel kan ik me nog een incident herinneren met mijn toenmalige vriendin. We stapten uit het huis aan de Atjehstraat en twee jongens kleedden haar uit met hun ogen. Daar zei ik wat van en een van de jongens wilde me daarop in elkaar slaan, maar mijn vriendin kwam tussenbeide en het liep met een sisser af. De jongen in kwestie was zwart, maar volgens mij ook ‘gewoon’ een autochtoon. Misschien weer politiek incorrect, maar toen Pim Fortuyn vermoord werd en we in de huiskamer naar de beelden keken, opperde ik dat hij het er een beetje zelf naar gemaakt had; als je haat, moet je geen liefde verwachten, hoe graag je het ook zou willen. In die tijd haatte ik zelf ook veel, dat moet gezegd, en ik praatte hard. Nu fluister ik meer.
Nee, als ik aan Turkije denk, dan denk ik eveneens aan mijn lieve moeder en de reis die we aan het einde van mijn studietijd, dus in de jaren na de moord op Pim, naar Istanbul maakten; ik voelde me er thuis. We bezochten moskeeën, badhuizen, markten, en dronken thee bij tapijtenverkopers en in kledingwinkels – het onprettige van Nederlandse winkels is dat ze je er nooit thee aanbieden. Toen we de oversteek maakten naar het Aziatische gedeelte van Istanbul was er een buitengewoon vriendelijke man die een praatje met ons maakte. Geen idee meer waarover het allemaal was gegaan, in elk geval geen verkoop, misschien zelfs de liefde, maar toen we voet aan wal zetten, ging zijn tas fluks open en ontpopte hij zich als parfumverkoper. Hij splitste ons diverse parfums in de maag; verkopers mogen van mij best dicators zijn. Maar basta, dit zijn geen memoires, ik ben hier niet om mezelf maar om boeken in de maag te splitsen, al bestaat er tussen mij en het boek wellicht geen wezenlijk verschil. Deze keer gaat het om Madonna met bontjas van Sabahattin Ali (1907-1948), uitgegeven door Van Gennep en mooi vertaald door schrijver en journalist Erdal Balci.
Er zijn boeken die je in zijn geheel zou willen citeren en dit is er een van. Ali schijnt een van de klassieke Turkse schrijvers te zijn en dat is duidelijk na het lezen van deze werkelijk prachtige roman; oorspronkelijk verschenen in 1943 en volgens de flaptekst de laatste jaren uitgegroeid tot een bestseller in Turkije. Het is inmiddels gepubliceerd in diverse Europese landen en nu dus ook in Nederland. Ali, docent Duits op middelbare scholen, heeft verschillende keren gevangengezeten na een satirisch gedicht over Atatürk te hebben gepubliceerd – dicatators houden niet zelden van kunst, het zijn zelfs vaak (gemankeerde) kunstenaars, maar van satire houden ze doorgaans niet, althans als ze zelf het mikpunt zijn. Op 1 of 2 april 1948 werd Ali op 41-jarige leeftijd aan de Bulgaars-Turkse grens vermoord. De moord is onopgehelderd maar algemeen schijnt te worden aangenomen dat Ali vanwege zijn politieke opvattingen door de Turkse regering is vermoord. Madonna met bontjas moet zoals gezegd in zijn geheel worden gelezen – mijn exemplaar staat vol met strepen en ik kan er een groot essay over schrijven, maar daarvoor heeft men zoals eerder gesuggereerd op deze plek tegenwoordig geen tijd. In het kort komt het verhaal hierop neer, het gaat over hoe de liefde een dode tot leven kan wekken, al is het enkel voor een paar maanden, en dat dat ook voldoende is. Een paar maanden als excuus voor een heel (doods) leven. Het kan eveneens als een roman over een vrouwelijke dictator worden gelezen, ach, de liefde zélf is een dictator.
Van Gennep moet hogelijk worden geprezen omdat ze deze roman weer tot leven hebben gewekt. Als er gerechtigheid zou bestaan – helaas in deze wereld wellicht niet, al proberen mensen er het beste van te maken – zou het ook een bestseller in Nederland worden en zouden de andere twee romans van Ali en zijn verhalen ook kunnen worden vertaald, want het Turks beheers ik niet en nu we het toch over taalbeheersing hebben, ook mijn Hongaars is sinds 2013 nog niet verbeterd. Dus lieve mensen bij Van Gennep, zonder een dictator te willen zijn, hoe staat het ervoor? Ali en Kosztolányi hebben voor de eeuwigheid geschreven, dus niet uitsluitend voor mij, maar pas als ik alles van hen heb gelezen kan ik rustig sterven.
Johannes van der Sluis
Sabahattin Ali – Madonna met bontjas. Vertaald uit het Turks door Erdal Balci. Van Gennep, Amsterdam. 222 blz. € 18,90.
(Afbeelding: Wikimedia commons)