Column: Coen Peppelenbos – Napraten
Napraten
In het buitengebied van Adriaan van Dis kreeg vier ballen in NRC Handelsblad en de dag erna maar twee sterren in de Volkskrant. ‘Wat een geluk. De lezer besluit zelf,’ schreef een eigenzinnige lezer op Facebook. Vorig jaar gaf ik Brieven uit Genua van Ilja Leonard Pfeijffer vijf sterren in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden en een week later bleek dat de Volkskrant er maar twee voor over hadden. Een bange recensent zou twijfelen aan zijn eigen oordeel, een zelfverzekerde aan het oordeel van de ander. Ik behoor met enige arrogantie bij de laatste groep.
Afgelopen woensdag viel ik tijdens een college over de Gouden Eeuw ineens stil. We behandelen in die colleges Vondel, Bredero, Hooft; naamgevers van straten en parken die lang geleden in de letteren werkzaam waren. We lezen ook Aran en Titus van Jan Vos, een minder bekend stuk uit die eeuw met een gruwelijk verhaalverloop waar de doorsnee horrorliefhebber zijn vingers bij aflikt: moord, verkrachting, zelfverminking, geestesverschijningen en kannibalisme.
Gy hebt aan uwe zoons terstondt gelekkertandt.
Gekerft, geknaagt, gescheurt, met uw’ scheurzieke koonen.
Geen tiger is zo wreedt, of hy zal ’t jong verschoonen;
Maar gy maakt uwe balg uw’ zoonen tot een graf.
In de laatste scène ligt het toneel bezaaid met lijken en hangt iemand in de open haard levend te verbranden. Wraak en weerwraak is voltrokken. Sinds enkele jaren staat dit toneelstuk op mijn programma om ook eens wat buiten de gebaande paden te lezen (al kun je je afvragen of die hele eeuw niet buiten het gebaande pad valt).
Al pratend kwam ik tot het besef dat ik de tweede helft van de Gouden Eeuw min of meer oversla. Vooral de periode waarin het genootschap Nil Volentibus Arduum met een rode pen door de geschreven stukken heen ging en al te heftige scènes eruit haalde of verbraafde en vulgaire taal kuiste. Zelf produceerden ze überkeurig toneel. Ik vaar blind op literatuurgeschiedenissen en praat de opvattingen van anderen na zonder dat ik die toneelstukken gelezen heb. Niks eigenzinnige docent, dociele papegaai dat ik er ben. Misschien moeten wetenschappers onze hele literatuurgeschiedenis eens van sterren voorzien. Gysbrecht van Aemstel, vier sterren (‘het eind komt wat uit de lucht vallen’). Moortje, drie sterren (‘vrouwonvriendelijk en racistisch’). Dan kunnen we ons daarna weer niets van die sterren aantrekken en zelf oordelen.
Coen Peppelenbos
Deze column stond in een iets kortere versie eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 27 mei 2017.